H5 A2B les 6 Poser une question

2hv H5  
Objectif santé
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2hv H5  
Objectif santé

Slide 1 - Tekstslide

1. On parle:  Pâques + les parties du corps
2. grammaire: poser une question
                               explication et exercices
Programme
    du jour
aan het einde van de les kan je een vraag stellen op 3 verschillende manieren

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Ça va? Qu'est-ce que tu as?

Slide 4 - Tekstslide

poser une question


Comment intégrer la grammaire
dans le thème: "chez le médecin?" 

Slide 5 - Tekstslide

Hoe stel je een vraag in het Nederlands? 
(zonder vraagwoord)
  • Heb je pijn?
  • Ben je ziek?
  • Heeft hij medicijnen genomen? 

  • persoonsvorm +  onderwerp  + rest  + ?

Slide 6 - Tekstslide

nr 1 en français
  • Tu es malade?
  • Vous prenez des médicaments?
  • Il a mal au genou? 

  • zin + ?    (attention à l'intonation) 
informeel
spreektaal

Slide 7 - Tekstslide

nr 2 
Est-ce que tu es malade?
Est-ce que vous prenez des médicaments?
Est-ce qu'il a mal au genou? 

Est-ce que/qu'     +    zin             + ?    

Slide 8 - Tekstslide

nr 3  inversie
Es-tu malade?
Prenez-vous des médicaments?
A-t-il a mal au genou? 

persoonsvorm + streepje + onderwerp + rest van de zin + ? 
  • let op: na ww met klinker  -> -t-   (mange-t-il une tarte?)
  • kan niet met een z.n.w  ->  Lars fait du foot  ->  Fait-Lars du sport?
 -> Lars, fait-il du foot?


formeel

Slide 9 - Tekstslide

samenvatting
vraag zonder vraagwoord
  1. Tu es malade?                              
  2. Est-ce que tu es malade?
  3. Es-tu malade? 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Welke Nederlandse vraagwoorden ken je?

Slide 12 - Tekstslide

 Vraagwoorden

  1.  Wat
  2.  Wie
  3.  Waarom
  4.  Waar
  5.  Wanneer
  6.  Hoe
  7.  Hoeveel
  8.  Welk-e + z.n.w.



  1. qu'est-ce que
  2. qui
  3. pourquoi
  4. quand
  5. comment
  6. combien (de)
  7. quel / quelle /quels /quelles

timer
3:00

Slide 13 - Tekstslide

vraag met een vraagwoord 
de plaats van het vraagwoord in de zin

Regarde p. 37 !

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

p.36-39
Exercices 30c,d
                      31a,d,e
                      32

Tu as fini? Fais exercice 33a

Slide 16 - Tekstslide