Het woord WHO verandert in bepaalde gevallen van vorm (naamvallen):
- Als de functie in de zin het onderwerp is (1ste naamval): who
The Scottish film star who won an Oscar recently is coming to London.
- Als er sprake is van een bezitsrelatie (2de naamval): whose
The man whose house was burgled last night is going to be interviewed.
- Als de functie in de zin meewerkend voorwerp is (3de naamval): to whom, who ... to
This letter is from the girl who/to whom you gave that book the other day
- Als de functie in de zin het lijdend voorwerp is (4de naamval): who
There's the lad who the police arrested for shoplifting.