Week 48: Bienvenue, Chapitre 2!

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning 
Nieuw hoofdstuk, nieuwe doelen: in dit hoofdstuk leer je:

- alles over sport, gezondheid
- hoe vragen te stellen
- vraagwoorden gebruiken
- een ontkenning te maken 

Slide 2 - Tekstslide

Planning vandaag
- je kent vraagwoorden (NL, FR)
- je kunt zinnen maken met én
  zonder vraagwoord

Vrijdag
Luister- en kijkopdracht doen van tv5monde!

Slide 3 - Tekstslide

Sport jij?
Tu fais du sport?
Waarom wel/niet?
Oui, je fais du jogging!

Slide 4 - Tekstslide

Oui, je suis en forme!

Slide 5 - Tekstslide





Om te vragen of
iemand zich goed voelt,
of hij sport etc.

Gebruik je vraagwoorden.

Slide 6 - Tekstslide


Nederlandse vraagwoorden

Slide 7 - Woordweb

Franse vraagwoorden

Où                   Qui
Quand             Comment
Combien          Pourquoi
Qu'est-ce que

Blz. 26

Slide 8 - Tekstslide


Franse vraagwoorden

Slide 9 - Woordweb

Maken opdr. 2, 3 a b  

Slide 10 - Tekstslide

Maak de juiste combinaties van de vraagwoorden.
wie
wat
waar
wanneer
hoe
hoe veel
combien
qui
qu'est-ce que/ qu'est-ce qui
quand
comment

Slide 11 - Sleepvraag

Welk vraagwoord zoeken we?
Ton anniversaire est ....? C'est le 5 mars.
A
combien
B
comment
C
quand
D

Slide 12 - Quizvraag

Welk vraagwoord zoeken we?
C'est ....? C'est ta tante Sylvia.
A
qu'est-ce qui
B
comment
C
quand
D
qui

Slide 13 - Quizvraag

Welk vraagwoord zoeken we?
Tu habites ....? à Eindhoven.
A
combien
B
comment
C
quand
D

Slide 14 - Quizvraag

Welk vraagwoord zoeken we?
.... ça coûte? Dix euros.
A
combien
B
comment
C
quand
D

Slide 15 - Quizvraag

Les sports en français

Slide 16 - Woordweb

C'est quel sport ?
A
le hand-ball
B
le rugby
C
le basket
D
le foot

Slide 17 - Quizvraag

C'est quel sport?
A
la natation
B
le water polo
C
le polo
D
le pool

Slide 18 - Quizvraag

Faire du sport = sporten
Om te vertellen in het Frans  welke sport jij doet:

FAIRE  +
DU / DE LA / DE L' 

je fais de la natation = ik zwem
tu fais du foot = jij voetbalt
  

Slide 19 - Tekstslide

Je fais du / de la /de l' 
du met mannelijke sportnamen

 
de la met vrouwelijke sportnamen


de l'   als de sportnaam met een klinker / stomme h begint


Slide 20 - Tekstslide

Claudine fait .....équitation
A
de la
B
de l'
C
du

Slide 21 - Quizvraag

Tu fais.....natation
A
du
B
de l'
C
de la

Slide 22 - Quizvraag

Je fais ......foot
A
de la
B
du
C
de l'

Slide 23 - Quizvraag

Je ..... du shopping à Valkenburg.
A
vais
B
fais

Slide 24 - Quizvraag

Sonia et Noémie .....des devoirs.
A
font
B
vont

Slide 25 - Quizvraag

Il .....chaud.
A
est
B
fait

Slide 26 - Quizvraag

Nous .....du badminton.
A
font
B
vont
C
sommes
D
faisons

Slide 27 - Quizvraag

Wat vind jij nog lastig?

Slide 28 - Tekstslide