12.4 Elektriciteit en veiligheid

12.4 Elektriciteit en veiligheid
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

12.4 Elektriciteit en veiligheid

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 12.4 Elektriciteit en veiligheid
12.4.1 Je kunt beschrijven hoe de elektrische installatie van een woonhuis in elkaar zit.
12.4.2 Je kunt uitleggen hoe geleiders en isolatoren in een huisinstallatie worden toegepast.
12.4.3 Je kunt beschrijven welke gevaren het gebruik van elektriciteit met zich meebrengt.
12.4.4 Je kunt uitleggen wat er precies aan de hand is bij kortsluiting en bij overbelasting.
12.4.5 Je kunt de functie beschrijven van zekeringen, aardlekschakelaars en aardleidingen.
12.4.6 Je kunt uitleggen hoe dubbele isolatie en transformatoren zorgen voor meer veiligheid.

Slide 2 - Tekstslide

De meterkast
In de meterkast zie je (afb 1, van onder naar boven):
  • De huisaansluitkast. In dit kastje zit de hoofdzekering      van de huisinstallatie.
  • De energiemeter, ook wel kWh-meter   (kilowattuurmeter) genoemd. Deze meter houdt bij   hoeveel elektrische energie er in het huis wordt     verbruikt.
  • Eén of meer aardlekschakelaars.
  • De groepenkast. In de groepenkast splitst de   elektrische leiding zich in verschillende parallelle   groepen, elk met een eigen zekering en   groepsschakelaar.

Slide 3 - Tekstslide

De leidingen
Geleider:
Materiaal dat een elektrische stroom gemakkelijk doorlaat, zoals koper.
Alleen als de stroomsterkte veel te groot wordt, kan de temperatuur te hoog oplopen.

Isolator:
Materiaal waar geen elektrische stroom doorheen kan lopen, zoals plastic.
Andere veelgebruikte isolatoren zijn rubber, glas en lucht.


Slide 4 - Tekstslide

Gevaren van elektriciteit
Schok:
Plotselinge snelle samentrekking van je spieren, doordat er een elektrische stroom doorheen loopt.
Kortsluiting:
Defect in de isolatie van een elektrisch apparaat waardoor de stroom nauwelijks weerstand meer ondervindt en veel te groot wordt.
Overbelasting:
Situatie dat er te veel apparaten tegelijk aanstaan, zodat de totale stroomsterkte te groot wordt.
MENU
INHOUD







Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Gevaren van elektriciteit
of 

Slide 7 - Tekstslide

Veiligheidsmaatregelen
De huisinstallatie is op verschillende manier beveiligd: met zekeringen, met aardlekschakelaars en met aardleidingen.

Groepszekering:
Zekering die één groep van een huisinstallatie beveiligt tegen te grote stromen. (bij kortsluiting/overbelasting waardoor er dus geen brand ontstaat)

Aardlekschakelaar:
Apparaat dat de stroom die het huis binnenkomt, vergelijkt met de stroom die het huis verlaat. Als het verschil te groot wordt (als er te veel stroom ‘weglekt’), schakelt de aardlekschakelaar de stroom uit. (Voorkomt dat je een schok krijgt)









Slide 8 - Tekstslide

Veiligheidsmaatregelen
Aardedraad:
Groengele draad die de metalen buitenkant van een apparaat verbindt met de aardrail in de meterkast. De aardedraad loopt van de metalen buitenkant via het snoer naar de rand van het stopcontact; vandaar de naam randaarde. (zodat je geen schok krijgt)

Randaarde:
Extra contactpunt aan de rand van het stopcontact dat verbonden is met een aardedraad. Als de metalen buitenkant van een apparaat onder spanning komt te staan, loopt er via de aardedraad een grote stroom weg naar de aarde. Dat zorgt ervoor dat de aardlekschakelaar de stroom meteen uitschakelt.
 








Slide 9 - Tekstslide

Veiligheidsmaatregelen
Dubbele isolatie: Veel apparaten zijn dubbel geïsoleerd. Ze hebben twee aparte lagen isolatie. De eerste laag isolatie vind je rond alle onderdelen waar stroom doorheen loopt. De tweede laag isolatie zit daar nog eens omheen. Meestal is die tweede laag de kunststof buitenkant van het apparaat. Dubbel geïsoleerde apparaten zijn te herkennen aan een symbool dat op het apparaat staat. Dit symbool staat ook in je binas tabel 12. (zodat je geen schok krijgt)

Slide 10 - Tekstslide

aan de slag
maken opdrachten 
overslaan: 1, 7a, b, c. D wel! (gebruik voor d als antwoord 16,5A)
8a, 9a, (antwoord voor b is 12,5A), 13

Slide 11 - Tekstslide