Klas 4 werkwoordspelling

Wat is de eerste vraag die je moet stellen voordat je het in te vullen woord opschrijft?0
1 / 37
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Wat is de eerste vraag die je moet stellen voordat je het in te vullen woord opschrijft?0

Slide 1 - Open vraag


Aan het begin van het jaar (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 2 - Quizvraag

1) werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 3 - Quizvraag

Dit vind ik nog lastig
aan werkwoordspelling

Slide 4 - Woordweb

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 5 - Quizvraag

Weet je wel wat het beteken.... wanneer je werkwoordspelling echt beheerst?!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 6 - Quizvraag

Maak een zin met het werkwoord vluchten als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 7 - Open vraag

Je schrijft een werkwoord dat als bijvoeglijk naamwoord is gebruikt zo kort mogelijk.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?

(verroesten) Het ......... tuinhek
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten

Slide 9 - Quizvraag

Wat voor werkwoordsvorm is trachtte in de zin: Jolanda trachtte ons telefonisch te bereiken.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief (heel werkwoord)
D
een voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Wat voor werkwoordsvorm is BEANTWOORDEN in de zin: De door u te beantwoorden brief was ik kwijt.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief (heel werkwoord)
D
een voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Quizvraag

onvoltooid deelwoord
'(lachen) keek ze mij aan.'
A
Lachent
B
Lachend

Slide 12 - Quizvraag

WERKWOORDSPELLING - 1e zin
[vinden]
Hoe ______ je zus de film?

Slide 13 - Open vraag

Jij vin.... werkwoordspelling moeilijk om te leren
A
Vindt
B
Vind

Slide 14 - Quizvraag

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 17 - Quizvraag

Het opgebrande hout is vies. Wat voor soort woord is opgebrande?

Slide 18 - Woordweb

werkwoordspelling
De jongens (begeleiden) gisteren de vrouw naar huis.
A
begeleiden
B
begeleidden
C
begeleidde
D
begeleden

Slide 19 - Quizvraag

1. Het gebeurt
2. Het is gebeurd
A
1 = persoonsvorm 2 = persoonsvorm
B
1 = voltooid deelwoord 2 = voltooid deelwoord
C
1 = persoonsvorm 2 = voltooid deelwoord
D
1 = voltooid deelwoord 2 = persoonvorm

Slide 20 - Quizvraag

werkwoordspelling

Een voltooid deelwoord
A
Beantwoort
B
beantwoor
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 21 - Quizvraag

Engelse werkwoorden

Wat is de juiste spelling?
Op Tinder heb ik al heel wat ...
A
geswipt
B
geswipet
C
geswiped

Slide 22 - Quizvraag

Hoe spel je Engelse werkwoorden?
A
Volgens de Nederlandse spellingsregels
B
Volgens de Engelse spellingsregels
C
Volgens aparte spellingsregels
D
Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.

Slide 23 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Wat is de juiste spelling?

Ik heb al die oude contacten ....


A
gedelete
B
gedeleted
C
gedeletet

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van de werkwoorden in onderstaande zin?
Nadat Emma gisteren haar knie (schaven) door een val, heeft Cora hem (verbinden).
A
schaafde, verbonden
B
schafde, verbonden
C
schaafdde, verbonden
D
schaafde, verbind

Slide 25 - Quizvraag

Ik (houden).......van goulash die lang heeft (koken)..........

A
houdt gekookt
B
houd gekookd
C
houd gekookt
D
houd gekookdt

Slide 26 - Quizvraag

Maak een zin met een voltooid deelwoord

Slide 27 - Open vraag

Maak een zin met een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 28 - Open vraag

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Waalwijk.
B
Gisteren verhuisten we naar Sprang-Capelle.

Slide 29 - Quizvraag

Engelse werkwoorden

Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 30 - Quizvraag

Engelse werkwoorden

Jij (deleten-tt)
A
deletet
B
delet
C
deletete
D
delete

Slide 31 - Quizvraag

Welk Engels werkwoord is correct gespeld?
A
Hij racet naar huis.
B
Ik downloadt die file wel even voor je?
C
Hij heeft de overwinning geclaimt.
D
Zij flirte met hem.

Slide 32 - Quizvraag

Welke zin is correct
A
Mijn vader verbreedde gisteren de weg.
B
Mijn vader verbrede gisteren de weg.
C
Mijn vader verbredde gisteren de weg

Slide 33 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
De beantwoordde brieven liggen in de la
B
De beantwoorde brieven liggen in de la

Slide 34 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
Het pad was te smal. Min vader verbrede het pad
B
Het pad was te smal. Mijn vader verbreedde het pad
C
Het pad was te smal. Mijn vader verbredde het pad.

Slide 35 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
Nu is het pad verbreedt.
B
Nu is het pad verbreet
C
Nu is het pad verbreed.

Slide 36 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
Het verbrede pad is mooi geworden.
B
Het verbredde pad is mooi geworden.
C
Het verbreedde pad is mooi geworden

Slide 37 - Quizvraag