18 dec

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

18 dec

10 minuten lezen

Het onderwerp van de tekst noteer je in:

1. Één woord of een paar woorden.
2. Een hele zin.
3. In twee of meer zinnen.

Noteer het verschil tussen een onderwerp en deelonderwerp

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn
bij het onderwerp 'sporten'?

Wat zijn de verschillende tekstdoelen?
Er zijn er vijf.

In welke drie onderdelen is een tekst verdeeld?

Wat weet jij al over
de hoofdgedachte van een tekst?

Omschrijf in je eigen woorden wat een hoofdgedachte is

Terugblik

Subjectief en objectief beschrijven 

Aan de slag!

Pak je teksten erbij! 

1. Geef aan wat de inleiding, kern en slot is van de tekst. 

2. Vijf teksten met vijf verschillende tekstsoorten. Geef per tekst aan om welke tekstsoort het gaat. 

3. Noteer de moeilijke woorden, verwijswoorden en signaalwoorden.

Van de signaalwoorden geef je het juiste verband aan. 

Lezen 4 - les 4, opd. 2 en 3

Wat is het tekstdoel van
'Zwaarder straffen leidt niet tot minder anti-lhbti-geweld'?

1. amuseren
2. informeren
3. overtuigen
4. activeren

Overtuigen 

De schrijver geeft zijn mening en wil de lezer hiervan overtuigen. 

Noem drie signaalwoorden en het bijbehorende verband uit pagina 1 van deze tekst (Zwaarder straffen...)

Formuleer je antwoord op deze manier :
ook - opsomming (regel 1)

Signaalwoorden pagina 1 

ook - opsomming (regel 1)

dus - samenvatting + conclusie (regel 4)

en - opsomming (regel 6)

daarom - reden (regel 10)

zoals - voorbeeld (regel 11)

Wat is het tekstdoel van
'Verband gevonden tussen roken en onaantrekkelijkheid'?

1. amuseren
2. informeren
3. instrueren
4. overtuigen

Informeren

 De lezer krijgt informatie over het onderwerp.

De schrijver probeert de lezers in deze tekst niet te overtuigen dat je moet stoppen met roken. 

De tekst bestaat alleen uit feiten, er wordt geen enkele mening genoemd.

Noem drie signaalwoorden en het bijbehorende verband uit deze tekst (Verband gevonden tussen roken en onaantrekkelijkheid)

Formuleer je antwoord op deze manier :
ook - opsomming (regel 4)

Signaalwoorden 

omdat - reden/argument

maar ook- opsomming

nadat - tijdsverloop

ook - opsomming (3 keer!) 

Waar verwijst 'zij' naar in regel 2?

Antwoord: 

Onderzoekers van de Universiteit van Bristol

Wees volledig! Alleen 'onderzoekers' is niet voldoende.

Waar verwijst 'dat' naar in regel 1?

1. Verband gevonden tussen roken en onaantrekkelijkheid
2. Rokers zouden als minder aantrekkelijk worden gezien dan mensen die niet roken
3. Roken heeft mogelijk een negatieve invloed op iemands aantrekkelijkheid
4. Antwoord B en C samen zijn het goede antwoord

Aan de slag! 

1. Open Blink -> lezen 4 - les 6, opdracht 3 

2. Lees de tekst 'Waarom is gamen goed' grondig

3. Beantwoord de inhoudelijke en kritische vragen

Toets bespreken!

Open Learnbeat 

2.2 toets lezen 3