Quiz Lernliste K1 und 2 + S.239 NK 7. Ausgabe
1 / 27
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
übersetze:
erheblich
erheblich
Slide 4 - Open vraag
übersetze:
der Mangel
der Mangel
Slide 5 - Open vraag
übersetze:
sich fürchten vor
sich fürchten vor
Slide 6 - Open vraag
übersetze:
de opleiding
de opleiding
Slide 7 - Open vraag
übersetze:
de voorwaarde
de voorwaarde
Slide 8 - Open vraag
übersetze ein Synonym von:
die Voraussetzung
die Voraussetzung
Slide 9 - Open vraag
übersetze:
eerst, aanvankelijk
eerst, aanvankelijk
Slide 10 - Open vraag
übersetze:
pas
pas
Slide 11 - Open vraag
übersetze:
aan de ene kant.... aan de andere kant
aan de ene kant.... aan de andere kant
Slide 12 - Open vraag
übersetze:
die Grundlage
die Grundlage
Slide 13 - Open vraag
übersetze:
schätzen
schätzen
Slide 14 - Open vraag
übersetze:
gestalten
gestalten
Slide 15 - Open vraag
übersetze:
elkaar ontmoeten (Infinitiv und Partizip II)
elkaar ontmoeten (Infinitiv und Partizip II)
Slide 16 - Open vraag
übersetze:
net zoals, vergelijkbaar
net zoals, vergelijkbaar
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
übersetze:
eten - at - gegeten - hij eet
eten - at - gegeten - hij eet
Slide 19 - Open vraag
übersetze:
staan - stond - gestaan - hij staat
staan - stond - gestaan - hij staat
Slide 20 - Open vraag
übersetze:
vinden - vond - gevonden - hij vindt
vinden - vond - gevonden - hij vindt
Slide 21 - Open vraag
übersetze:
uitnodigen - nodigde uit - uitgenodigd - hij nodigt uit
uitnodigen - nodigde uit - uitgenodigd - hij nodigt uit
Slide 22 - Open vraag
übersetze:
liggen - lag - gelegen - hij ligt
liggen - lag - gelegen - hij ligt
Slide 23 - Open vraag
übersetze:
verliezen - verloor - verloren
verliezen - verloor - verloren
Slide 24 - Open vraag
übersetze:
komen - kwam - gekomen
komen - kwam - gekomen
Slide 25 - Open vraag
Die Grammatik der Fälle: Präpositionen, DER/EINGruppe und Personalpronomen
Undeutlich
Deutlich und kompliziert
Deutlich und einfach
