Quiz Lernliste K3 NK 7. Ausgabe
1 / 28
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
übersetze:
het afval
het afval
Slide 4 - Open vraag
übersetze:
de milieuvervuiling
de milieuvervuiling
Slide 5 - Open vraag
übersetze:
het gedrag
het gedrag
Slide 6 - Open vraag
übersetze:
de zonne-energie
de zonne-energie
Slide 7 - Open vraag
übersetze:
de levensmiddelen
de levensmiddelen
Slide 8 - Open vraag
übersetze ein Synonym von:
die Voraussetzung
die Voraussetzung
Slide 9 - Open vraag
übersetze ein Synonym von:
produzieren
produzieren
Slide 10 - Open vraag
übersetze:
het milieu
het milieu
Slide 11 - Open vraag
übersetze:
zich inzetten
zich inzetten
Slide 12 - Open vraag
übersetze:
aan de ene kant.... aan de andere kant
aan de ene kant.... aan de andere kant
Slide 13 - Open vraag
übersetze:
verspillen
verspillen
Slide 14 - Open vraag
übersetze:
voldoende
voldoende
Slide 15 - Open vraag
übersetze:
de landbouw
de landbouw
Slide 16 - Open vraag
übersetze:
stijgen (Infinitiv und Partizip II)
stijgen (Infinitiv und Partizip II)
Slide 17 - Open vraag
übersetze:
eisen
eisen
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Tekstslide
übersetze:
verwoesten - verwoestte - verwoest - hij verwoest
verwoesten - verwoestte - verwoest - hij verwoest
Slide 20 - Open vraag
übersetze:
staan - stond - gestaan - hij staat
staan - stond - gestaan - hij staat
Slide 21 - Open vraag
übersetze:
vinden - vond - gevonden - hij vindt
vinden - vond - gevonden - hij vindt
Slide 22 - Open vraag
übersetze:
bewijzen - bewees - bewezen - hij bewijst
bewijzen - bewees - bewezen - hij bewijst
Slide 23 - Open vraag
übersetze:
nagaan - ging na - nagegaan - hij gaat na
nagaan - ging na - nagegaan - hij gaat na
Slide 24 - Open vraag
übersetze:
verliezen - verloor - verloren
verliezen - verloor - verloren
Slide 25 - Open vraag
übersetze:
komen - kwam - gekomen
komen - kwam - gekomen
Slide 26 - Open vraag
Die Grammatik der Fälle: Präpositionen, DER/EINGruppe und Personalpronomen
Undeutlich
Deutlich und kompliziert
Deutlich und einfach
