sleep de juiste vertaling naar het juiste voorzetsel
Slide 18 - Tekstslide
uit
naar (personen)
van, door
na, naar
bij
sinds
met
von
zu
seit
nach
mit
bei
aus
Slide 19 - Sleepvraag
door
tot
zonder
tegen
om
voor
bis
um
ohne
für
gegen
durch
Slide 20 - Sleepvraag
Geen voorzetsel?
onderwerp = 1e naamval
meewerkend voorwerp = 3e naamval
lijdend voorwerp = 4e naamval
Slide 21 - Tekstslide
Welk zinsdeel is de 1e naamval?
A
Onderwerp
B
Meewerkend voorwerp
C
Lijdend voorwerp
Slide 22 - Quizvraag
Stel er staat geen voorzetsel in de zin, wanneer gebruik je dan de 3e naamval?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
Slide 23 - Quizvraag
Stel er staat geen voorzetsel in de zin, welk zinsdeel gebruik je dan in de 4e naamval?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
Slide 24 - Quizvraag
Der Gruppe
Woorden die als de woorden der/die/das worden vervoegd. Deze worden namelijk in de derde en vierde naamval anders vervoegd.
Slide 25 - Tekstslide
Der Gruppe
De woorden in de ein-Gruppe zijn de bezittelijke voornaamwoorden + ein & kein. Weet je ze nog?
Slide 26 - Tekstslide
Proefzin stap voor stap
Het gaat om de zin:
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
Slide 27 - Tekstslide
Stap 1
Zie ik een voorzetsel voor het zinsdeel dat ik moet vertalen?
Slide 28 - Tekstslide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
Ja
B
Nee
Slide 29 - Quizvraag
Stap 2
Welke naamval hoort bij het voorzetsel?
Slide 30 - Tekstslide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
Slide 31 - Quizvraag
Stap 3
Welk geslacht heeft het zelfstandig naamwoord?
Slide 32 - Tekstslide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud
Slide 33 - Quizvraag
Stap 4
In welk schema moet ik de uitgang zoeken?
Slide 34 - Tekstslide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
der-groep
B
ein-groep
Slide 35 - Quizvraag
Stap 5
Welke uitgang moet ik invullen?
Slide 36 - Tekstslide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
der
B
die
C
das
D
dem
Slide 37 - Quizvraag
Stappenplan ten einde
Om er even mee te oefenen heb ik nog een aantal open vragen waarin je zelf het juiste antwoord in moet typen. Hierbij hoef je geen hoofdletters te gebruiken.
Slide 38 - Tekstslide
Durch ... (de) Mann habe ich die Prüfungen geschafft.
Slide 39 - Open vraag
Für ..... (mijn) Sohn habe ich Nachhilfe organisiert
Slide 40 - Open vraag
Nach ... (de) Schule spiele ich Fußball.
Slide 41 - Open vraag
Zu .... (mijn) Kinder.. (mv) bin ich immer streng. Let op, hier moet je ook het znw invullen!
Slide 42 - Open vraag
Um ... (een) guten Blick (m) zu bekommen brauchen wir eine Übersicht.