Proeftoets 1KT Lezen en woordenschat

Lezen blok  1 en 2 + woordenschat 1 en 2
  • Je kan de drie tekstdoelen aanwijzen en voorbeelden geven.
  • Je kan voorbeelden geven van tekstvormen
  • Je kan de tekstsoorten herkennen
  • Je kan de bron van een tekst aanwijzen
  • Je kent het begrip  overhalende tekst en je kan vijf kenmerken noemen
  • Je begrijpt de betekenis van de verschillende woorden
  • Je kent de functie van een zoekwoord
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Lezen blok  1 en 2 + woordenschat 1 en 2
  • Je kan de drie tekstdoelen aanwijzen en voorbeelden geven.
  • Je kan voorbeelden geven van tekstvormen
  • Je kan de tekstsoorten herkennen
  • Je kan de bron van een tekst aanwijzen
  • Je kent het begrip  overhalende tekst en je kan vijf kenmerken noemen
  • Je begrijpt de betekenis van de verschillende woorden
  • Je kent de functie van een zoekwoord

Slide 1 - Tekstslide

Het doel van een tekst.

Slide 2 - Woordweb

Met welke tekstvorm hebben wij hier te maken?
A
krant
B
tijdschrift
C
poster
D
brief

Slide 3 - Quizvraag

Met welke tekstvorm hebben wij hier te maken?
A
krant
B
brief
C
poster
D
folder

Slide 4 - Quizvraag

Bekijk de tekst.
Hoeveel alinea's tel je?

Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel alinea's heeft deze tekst?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de tekstvorm?

Slide 7 - Open vraag

Welk tekstdoel heeft een folder?

Slide 8 - Open vraag

4. Wat is het doel van een zoekwoord bovenaan de bladzijde?

Slide 9 - Open vraag

Als je iets aanraadt dan ....
A
vertel je hoe iets is
B
beveel je het aan
C
geef je het een naam
D
schrijf je het op

Slide 10 - Quizvraag

Als je iets benoemt dan......
A
beveel je het aan
B
bewijs je het
C
vertel je hoe iets is
D
geef je het een naam

Slide 11 - Quizvraag

Als je iets noteert dan.......
A
geef je het een naam
B
verander je het zodat het klopt
C
schrijf je het op
D
vertel je hoe iets is

Slide 12 - Quizvraag

Mark ging doelgericht te werk: hij oefende elke dag 1 uur, liep een half uur hard en bedacht hoe hij beter kon zijn dan de anderen.
Doelgericht=
A
bezig zijn
B
wat samen een geheel vormt
C
beter worden
D
wat je wilt bereiken

Slide 13 - Quizvraag

Welke woorden staan op alfabetische volgorde?
A
blokuur-brugklas-excursie-examen-export
B
blokuur-brugklas-export-examen-excursie
C
blokuur-brugklas-examen-excursie-export
D
blokuur-brugklas-excursie-export-examen

Slide 14 - Quizvraag

Zijn spreekbeurt was een fiasco. Hopelijk zal het de volgende keer niet weer een mislukking zijn.

Welk van de volgende woorden past erbij?
A
een woord dat hetzelfde betekent
B
een omschrijving
C
een tegenstelling

Slide 15 - Quizvraag

Een voorbeeld van een woord met een achtervoegsel is
A
onthaasten
B
wanhoop
C
hopeloos
D
haasten

Slide 16 - Quizvraag

Met welk achtervoegsel kun je een combinatie maken met demonstreren?
A
-tabel
B
-baar
C
-atie
D
-lijk

Slide 17 - Quizvraag

Zorgeloos

Geef een omschrijving

A
met heel veel zorgen
B
met zorgen
C
zorgelijk
D
zonder zorgen

Slide 18 - Quizvraag

0

Slide 19 - Video

Tips om de toets te leren
1. Bekijk de gele stukken
2. Websites om te oefenen:
     www.cambiumned.nl 
     www.jufmelis.nl
    It's Learning : vak Nederlands onderdeel lezen en over taal            blok 1 en 2
3. Filmpjes om naar te kijken

Slide 20 - Tekstslide