4 Aan welke criteria moet een goede observatie voldoen?

• Pedagogisch handelen
• Secundair onderwijs

4 Aan welke criteria moet een goede observatie voldoen? P. 31-35

A Wat zijn de wensen en behoeften van Joren bij het babysitten?

A Wat zijn de wensen ...?

Joren wil te weten komen of Hannes ziek is.

• Hannes heeft rode kaakjes,
• temperatuursverhoging
• en een vreemde geur uit de mond

B Wat zijn eventuele moeilijkheden?

B Wat zijn de eventuele ...?

• beperkte ervaring
• Joren is niet thuis en weet niet alles liggen

C Hoe zou jij deze situatie aanpakken?

C Hoe zou jij deze situatie ...?

• naar mijn ouders of tante telefoneren
• alle informatie doorgeven die je hebt opgemerkt 

1. Lees de casus van Hannes opnieuw
2. Heeft Joren een reden om Hannes te observeren? Ja

C. Noteer wat Hannes zal observeren

• het gezondheidsaspect
• Joren gaat na of Hannes zich ziek of niet goed voelt, of hij een temperatuursverhoging heeft. 

D Noteer op welke verschillende manieren Joren heeft geobserveerd.

• Hij ziet rode wangen.
• Hij voelt met zijn hand.
• Hij meet verschillende keren de temperatuur van Hannes.
• Hij ruikt een vreemde geur. 

E Noteer hoe vaak en op welke tijdstippen Hannes is geobserveerd.

Joren observeerde hem drie keer:

• tijdens de voormiddag
• rond de middag
• in de namiddag 

F Noteer in welke verschillende situaties Hannes is geobserveerd

• na het spelen
• voor het middageten
• na zijn dutje 

G Noteer of de observatie van H. is gebaseerd op meetbare feiten

• Ja, want Joren werkt met cijfergegevens. 

H Noteer of de observatie van H. nauwkeurig is en verklaar.

• Ja, Joren maakte gebruik van een meettoestel. 

Aan welke criteria moet een goede observatie voldoen?

1. doelgericht
2. objectief
3. nauwkeurig en controleerbaar
4. opnieuw uitvoerbaar op dezelfde manier
5. representatief

Observatie moet doelgericht zijn.

• Hou het doel voor ogen.
• Bepaal op voorhand waarop je gaat letten.
• Maak keuze over het onderzoeksontwerp en de onderzoeksmethode.
• Formuleer de onderzoeksvraag concreet.

Welke W's moeten aanwezig in een onderzoeksvraag?

Observatie moet objectief gebeuren.

• moet de werkelijkheid benaderen
• mag geen interpretaties bevatten
• Wanneer verschillende onderzoekers hetzelfde observeren, moeten ze tot dezelfde conclusie komen. 

Observatie moet nauwkeurig en controleerbaar zijn.

• gebruik doewoorden, werkwoorden die een handeling uitdrukken
• vermijd het woord niet
• vermijd veralgemeningen
• vermijd interpretaties van gedrag 

Observatie moet opnieuw uitvoerbaar zijn op dezelfde manier.

• systematisch te werk gaan
• vaste werkwijze/vast systeem 

Observatie moet representatief zijn.

• in verschillende situaties en op verschillende momenten 
• op verschillende manieren
• lang genoeg

Het is vandaag slecht weer.

Fatoumata is groot.

Raheem is agressief.

Paula volgt de les niet.

Elijah is altijd moe.

Is deze observatie doelgericht?

1. ja
2. nee

B Noteer waarom de observatie wel of niet doelgericht is.

De observatie is doelgericht.

• De dokter heeft een duidelijk doel voor ogen
• Ze bepaalt waar ze haar aandacht op zal vestigen.
• Ze onderzoekt hoofd, oren en keel.

Is deze observatie objectief?

1. ja
2. nee

C Noteer waarom de observatie wel of niet objectief is.

De observatie is objectief.

• Linde heeft een bloeddruk van 10 over 8 en een temperatuur van 38,7°.
• De dokter voelt haar klieren.
• De dokter ziet dat haar keel rood is.

Is deze observatie nauwkeurig en controleerbaar?

1. ja
2. nee

D Noteer waarom de observatie wel of niet nauwkeurig en controleerbaar is.

De observatie is nauwkeurig en controleerbaar.

• Het gaat om het meten van temperatuur en bloedduk.

Is deze observatie representatief?

1. ja
2. nee

Noteer waarom de observatie wel of niet lang genoeg duurde.

De observatie duurde lang genoeg om alles na te gaan.

• De dokter neemt haar tijd om alles goed te controleren.
• Wanneer de dokter niet zeker is, vraagt ze bij het vermoeden van slijm op de longen om extra te hoesten.

Noteer of de dokter volgens vast systeem of vaste volgorde observeerde.

Dokter observeerde volgens een vast systeem.

• bloeddruk en temperatuur nemen
• luisteren naar hart en longen
• kijken in oren en keel
• gezwollen klieren in de hals voelen
• drukken op het voorhoofd

• Je gaat objectief en doelgericht te werk.
• Je voert jouw observatie nauwkeurig en controleerbaar uit..
• Je zorgt ervoor dat de observatie representatief is.
• Je verzamelt alle gegevens.
• Je belt jouw tante op haar werk en geeft haar alle informatie.
• Je vraagt haar wat je in deze situatie kan doen.