2W1 Het bloed en de bloedsomloop

1
Het bloed en de bloedsomloop
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
AFPMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

1
Het bloed en de bloedsomloop

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les...
1 Vertel je de functie van bloed en zijn afzonderlijke onderdelen

2 Vertel je hoe de cellen hun functie uitoefenen

3 Hoe het bloedgroepsysteem AB0 werkt en welk bloed gegeven kan worden bij een bloedtransfusie

Slide 2 - Tekstslide

hoe lang zijn al je bloedvaten bij elkaar?
A
een rondje om de Aarde
B
twee rondjes om de Aarde
C
van hier naar de maan
D
van hier naar de zon

Slide 3 - Quizvraag

waar worden de bloedcellen gemaakt?
A
in de bloedvaten
B
in de lever
C
in de spieren
D
in het bot

Slide 4 - Quizvraag

bloed is verdeeld in...?
A
95% plasma 5% bloedcellen
B
55% plasma 45% bloedcellen
C
35% plasma 65% bloedcellen
D
5% plasma 95% bloedcellen

Slide 5 - Quizvraag

welke afbeelding is die van een rode bloedcel?
A
B
C
D

Slide 6 - Quizvraag

wat wordt door bloed vervoerd?
A
warmte
B
gal
C
lucht
D
slijm

Slide 7 - Quizvraag

3.1 Bloed
Lees 3.1 Bloed op blz. 66
Geef antwoord op...
  • welke 5 stoffen vervoert het bloed?
  • wat is bloedplasma?
  • welke onderdelen zijn te onderscheiden wanneer je bloed enkele dagen laat staan?

Slide 8 - Tekstslide

3.1 Bloed
Bloedplasma
Bloedplasma is een waterige oplossing waarin de volgende stoffen zitten:
  • eiwitten voor transport (albumine)
  • eiwitten voor afweer (antistoffen)
  • eiwitten voor stolling (fibrinogeen) 
  • opgeloste stoffen (vitaminen, zouten, hormonen, afvalstoffen)
plasma
P

Slide 9 - Tekstslide

3.1 Bloed
Bloedplasma
In bloedplasma zitten ook de bloedcellen...
  • rode bloedcellen
  • witte bloedcellen
  • bloedplaatjes
bloedcellen
C

Slide 10 - Tekstslide

3.1 Bloed
Rode bloedcellen
Rode bloedcellen (erytrocyten)
  • zijn schijfvormig en hebben een dikke rand
  • hebben geen celkern
  • vervoeren bloedgassen: zuurstof (O2) of kooldioxide (CO2)

Slide 11 - Tekstslide

3.1 Bloed
Rode bloedcellen
  • het eiwit wat bloedgassen vervoert is hemoglobine (Hb)
  • het eiwit heeft ijzer nodig om zuurstof te binden
  • in de longen bindt Hb de zuurstof, in de organen geeft Hb de zuurstof af
  • het Hb neemt kooldioxide als afval mee

Slide 12 - Tekstslide

zuurstof bindt aan het ijzer in het hemoglobine
  • het eiwit wat bloedgassen vervoert is hemoglobine (Hb)
  • het eiwit heeft ijzer nodig om zuurstof te binden
  • in de longen bindt het zuurstof aan Hb, in de organen geeft het Hb de zuurstof af aan alle cellen en neemt het kooldioxide als afval mee

Slide 13 - Tekstslide

3.1 Bloed
Rode bloedcellen
  • Lees de casus van Sophie
  • Geef antwoord op de vraag...

1 hoe werd het bloed verkregen?
2 verklaar Sophie haar klachten met een te laag Hb en ijzer in het bloed
3 wat is de medische term voor een te laag Hb en ijzer?
Sophie
S

Slide 14 - Tekstslide

3.1 Bloed
Witte bloedcellen
Witte bloedcellen (leukocyten)
  • hebben een celkern
  • ze zorgen voor de afweer
  • er zijn meerdere soorten witte bloedcellen; elk hebben ze een aparte taak in de afweer...

Slide 15 - Tekstslide

3.1 Bloed
Witte bloedcellen
Witte bloedcellen (leukocyten)
  • het doden van ziekteverwekkers (korrelcellen)

Slide 16 - Tekstslide

3.1 Bloed
Witte bloedcellen
Witte bloedcellen (leukocyten)
  • het doden van ziekteverwekkers (korrelcellen)
  • het maken van antistoffen (lymfecellen)

Slide 17 - Tekstslide

3.1 Bloed
Witte bloedcellen
Witte bloedcellen (leukocyten)
  • het doden van ziekteverwekkers (korrelcellen)
  • het maken van antistoffen (lymfecellen)
  • het onthouden welke ziekte het lichaam heeft gehad (geheugencellen)

Slide 18 - Tekstslide

3.1 Bloed
Witte bloedcellen
Witte bloedcellen (leukocyten)
  • hebben geen vaste vorm
  • hierdoor kunnen ze makkelijk door de vaatwand naar buiten
  • witte bloedcellen doen zowel binnen als buiten het bloed hun afweertaken

Slide 19 - Tekstslide

3.1 Bloed
Witte bloedcellen
Witte bloedcellen (leukocyten)
  • wanneer ze hun taak hebben gedaan, sterven ze af (samen met de ziekteverwekkers)
  • een ophoping hiervan heet pus of etter

Slide 20 - Tekstslide

3.1 Bloed
Bloedplaatjes
Bloedplaatjes (trombocyten)
  • zijn celstukjes van een bloedstamcel
  • zijn schijfvormig, maar bij activatie worden ze draderig en kleverig
  • ze spelen een rol bij de bloedstolling

Slide 21 - Tekstslide

3.1 Bloed
Bloedplaatjes
  • wanneer een wond ontstaat gaan de bloedplaatjes het gat in de vaatwand dichten.
  • daarna zenden ze stoffen uit om het stollingseiwit (fibrinogeen) te  veranderen in fibrine

Slide 22 - Tekstslide

3.1 Bloed
Bloedplaatjes
De fibrine vormen lange draden.
Als een net komt dit over de wond.
De bloedstolling is dan klaar.
Later lossen de draden weer op als de wond hersteld is.

Slide 23 - Tekstslide

3.1 Bloed
Bloedplaatjes
  • bloed kan ook stollen binnen een bloedvat
  • er ontstaat dan een bloedprop (trombus)
  • zo'n bloedprop in een been heet trombose.

Slide 24 - Tekstslide

3.2 Bloedgroepen en bloedtransfusie
  • om rode bloedcellen te beschermen tegen ziektes, hebben ze kenmerkende eiwitten op het oppervlak (antigenen)
  • deze eiwitten bepalen de bloedgroep
antigenen
=
bloedgroep

Slide 25 - Tekstslide

3.2 Bloedgroepen en bloedtransfusie
Hiervan zijn twee systemen belangrijk...
  • het AB0-systeem
  • het Rhesus-systeem

Slide 26 - Tekstslide

3.2 Bloedgroepen en bloedtransfusie
Het AB0-systeem
  • er bestaan twee type antigenen in dit systeem: A en B.
  • sommige rode bloedcellen hebben beide antigenen (AB), anderen hebben geen van beide (0, nul)

Slide 27 - Tekstslide

Het plasma heeft antistoffen, gericht tegen een andere bloedgroepen dan de eigen bloedgroep.
AB0
Er bestaan twee type antigenen in dit systeem: A en B.
Sommige rode bloedcellen hebben beide antigenen (AB), anderen hebben geen van beide (0, nul)
Dit komt overeen met de bloedgroep.

Slide 28 - Tekstslide

3.2 Bloedgroepen en bloedtransfusie
Wanneer een zorgvrager bloed nodig heeft, dan ontvangt hij dat van een donor.
  • In de donorzak zitten rode bloedcellen.
  • de antistoffen van de zorgvrager mogen niet matchen met de antigenen van het donorbloed

Slide 29 - Tekstslide

3.2 Bloedgroepen en bloedtransfusie
  • wanneer de bloedgroep van de donor matcht met antistoffen van de ontvanger, klontert het bloed (rood).
  • dat is gevaarlijk voor haarvaten van vitale organen, soms dodelijk.

Slide 30 - Tekstslide

3.2 Bloedgroepen en bloedtransfusie
  • de bloedtransfusie is geslaagd als de bloedgroep van de donor niet matcht met antistoffen van de ontvanger (groen).
  • bloedgroep 0 is de universele donor, want die kan aan alle bloedgroepen geven.

Slide 31 - Tekstslide

Na deze les...
1 Vertel je de functie van bloed en zijn afzonderlijke onderdelen

2 Vertel je hoe de cellen hun functie uitoefenen

3 Hoe het bloedgroepsysteem AB0 werkt en welk bloed gegeven kan worden bij een bloedtransfusie

Slide 32 - Tekstslide

Na deze les...
1 noem je de organen van borst-, buik en bekkenholte

2 leg je uit welke oorzaak een aandoening kan hebben

3 leg je uit hoe groei en ontwikkeling plaatsvinden
1 Vertel je de functie van bloed en zijn afzonderlijke onderdelen

2 Vertel je hoe de cellen hun functie uitoefenen

3 Hoe het bloedgroepsysteem AB0 werkt en welk bloed gegeven kan worden bij een bloedtransfusie

Slide 33 - Tekstslide

zelf maken
H3 Het bloed en de bloedsomloop
  • Opdracht 1 t/m 6

Slide 34 - Tekstslide