V4 4.4Theorieën en paradigma's

4.4 Theorieën en paradigma's
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

4.4 Theorieën en paradigma's

Slide 1 - Tekstslide

Voor VWO: 1e deel § 4.4 Criminologische Theorieën

Slide 2 - Tekstslide

Samengevat op naar onderzoek.

Slide 3 - Tekstslide

p. 69 (4.2) Paradigma
Een paradigma is het referentiekader van een onderzoeker. Het is de wetenschappelijke bril waar hij doorheen kijkt, een soort wetenschappelijke ideologie.

Het gevaar is dat het paradigma (die "bril") zo belangrijk wordt dat je er geen afstand meer van wilt doen. Hierdoor is je blikveld vernauwd. Inzichten die buiten jouw paradigma vallen worden al bij voorbaat afgewezen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Ik zie een...

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Copernicus
'Ik begon na te denken over de mogelijkheid dat de aarde beweegt; en hoewel het idee absurd leek, (...) dacht ik dat het mij (...) zou worden toegestaan om na te gaan of het postulaat van de beweging van de aarde misschien meer betrouwbare conclusies zou geven over de omwenteling van de hemelse sferen, dan mijn voorgangers hadden bereikt.'
(voorwoord van Over de omwenteling aan Paus Paul III)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Denk je dat je zelf makkelijk verstrikt zou kunnen raken in een paradigma?
A
Ik begrijp nog steeds niet wat een paradigma is.
B
Ja, ik denk dat ik mijn eigen ideeën nogal moeilijk loslaat.
C
Nee, ik ben altijd wel bereid om dingen van een andere kant te bekijken.
D
Ja, maar ik moet mezelf gewoon dwingen te erkennen dat ik niet eenzijdig moet zijn.

Slide 11 - Quizvraag

Ben je bereid een ander gezichtspunt in te nemen als daarom gevraagd wordt.
A
Ja, zeker wel.
B
Ja, maar ik vind het wel lastig om toe te geven dat het moet.
C
Nee, ik ben moeilijk over te halen.
D
Nee, dat doe ik echt niet, ik geloof in mezelf.

Slide 12 - Quizvraag

Criminologische theorieën (zie 4.2)
Gelegenheidstheorie of rationele keuzetheorie
etiketteringstheorie
bindingstheorie
Structurele deviantie theorie

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Meer camera's ophangen zou een goede oplossing zijn als ... van toepassing is
A
Rationele Keuze Theorie
B
Etiketterings theorie
C
Anomie-theorie
D
Bindingstheorie

Slide 19 - Quizvraag

Anomie-theorie van socioloog Merton:
A
Nature
B
Nurture

Slide 20 - Quizvraag

Veel portemonnees waren verdwenen of er was geld weg

Welke theorie past hierbij?
A
Bindingstheorie
B
Gelegenheidstheorie
C
Anomie theorie
D
Etiketteringstheorie

Slide 21 - Quizvraag

"Schoolverlaters hebben hier zo een carrière als crimineel", zegt wijkagent Glen Sjögren

Welke theorie past hierbij?
A
Bindingstheorie
B
Gelegenheidstheorie
C
Anomie-theorie
D
Etiketteringstheorie

Slide 22 - Quizvraag

Fabian gaat appels kopen. De verkoopman zegt dat hij ze straks zelf in de tas mag doen. Fabian rekent af voor 5 appels, maar stopt er daarna 7 in de tas.

Welke theorie past hierbij?
A
Bindingstheorie
B
Gelegenheidstheorie
C
Etiketteringstheorie
D
Aangeleerd gedrag

Slide 23 - Quizvraag

'Groninger politiekorps: Asielzoekers crimineler' en 'Het is een smet op asielzoekers, maar feiten zijn feiten',

Welke theorie past hierbij?
A
bindingstheorie
B
gelegenheidstheorie
C
Anomie-theorie
D
etiketteringstheorie

Slide 24 - Quizvraag

Een 56-jarige man heeft een werkstraf van 40 uren gekregen voor fraude. De man wilde een levensverzekering afkopen en diende daar een vervalste aanvraag voor in.
Welke theorie past hierbij?
A
Bindingstheorie
B
Gelegenheidstheorie
C
Anomie-theorie
D
Etiketteringstheorie

Slide 25 - Quizvraag

Verschil in kijkrichting
Verschil te zien in de richting waarin de wetenschappers kijken.
Dus op wie richten de onderzoekers hun aandacht op de eerste plaats?
Bekijk de volgende foto's en bepaal.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Als eerste kun je een verschil maken in
kijkrichting op
A
micro- en macroniveau
B
individuen en samenlevingen
C
Beide zijn goed
D
Beide zijn fout

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Als tweede richt men zich op
A
Conflict en overeenstemming
B
Conflict en consensus
C
Beide zijn goed
D
Beide zijn fout

Slide 30 - Quizvraag

Niet mee mogen/willen doen (outgroup zijn) speelt een rol bij:
A
rationele keuze theorie
B
ettiketteringstheorie
C
structurele deviantietheorie
D
Alle drie

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Beste verklaring
Binnen de sociale wetenschappen is er niet een heersend idee, maar zijn er verschillende paradigma's die ervan uitgaan dat zij de beste verklaring voor de werkelijkheid bieden.

Hoe je kijkt als wetenschapper hangt dus af van welke theorie je aanhangt.

Slide 33 - Tekstslide

Als wetenschapper zou ik eerder kijken naar
A
individuen (actoren)
B
structuren (in een samenleving)
C
Ik bekijk steeds beide en bepaal dan welke de beste is.
D
Ik geef gewoon iedereen de schuld.

Slide 34 - Quizvraag

Ik voel het meest voor de kijkrichting die uitgaat van:
A
individuen en conflicten
B
individuen en overeenstemming
C
samenlevingsstructuren en conflicten
D
samenlevingsstructuren en overeenstemming

Slide 35 - Quizvraag

Ik zie dus kennelijk het meest in het:
A
rationele actorparadigma
B
sociaal constructivismeparadigma
C
conflictparadigma
D
functionalisme paradigma

Slide 36 - Quizvraag

De wetenschapper/filosoof die het dichtst bij mijn kijkrichting komt is:
A
Adam Smith
B
Max Weber
C
Karl Marx
D
Emile Durkheim

Slide 37 - Quizvraag

Ik moet me nog verder verdiepen in de paradigma's en de wetenschappers die erbij horen.
A
zeker
B
ja dat moet van de docent
C
moet dat echt?
D
Ik ga het gewoon doen en proberen te begrijpen en onthouden!!

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Video