Lees de zes zinnen (A-F).
a Welke zinnen gaan over de VOC? Noteer de drie juiste letters.
b Welke zinnen gaan over de WIC? Noteer de drie juiste letters.
Deze compagnie:
A had een handelsmonopolie in de West en in Afrika.
B had het monopolie op Nederlandse handel in Azië.
C had ook als taak om Spanje op zee te bestrijden.
D had zijn hoofdkwartier in Batavia.
E handelde vooral in specerijen.
F leverde veel slaven aan de Spaanse kolonies.