Oefentoets hfs 3 Regenten en vorsten 3.1 , 3.2 , 3.3

Oefenen met hst 3 Regenten en vorsten 
3.1 &  & 3.3 & 3.4
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefenen met hst 3 Regenten en vorsten 
3.1 &  & 3.3 & 3.4

Slide 1 - Tekstslide

Gebruik de vier zinnen (A-D) over de tijd van regenten en vorsten. 
Noteer de letters van de twee juiste zinnen in de volgende slide. 
 
In de Republiek: 
A. bestuurden de Staten-Generaal de steden. 
B. bestuurde de stadhouder de gebieden die op Spanje waren veroverd. 
C. werkten de gewesten samen als er beslissingen over de buitenlandse politiek werden genomen.  
D. werkten de gewesten samen in de Staten-Generaal. 

Slide 2 - Tekstslide

Gebruik de vier zinnen (A-D) over de tijd van regenten en vorsten.
Noteer de letters van de twee juiste zinnen.

Slide 3 - Open vraag

Gebruik bron 2 hiernaast (Een feestvierend gezelschap (Isaac Elias, 1629).

 
Licht de volgende uitspraak toe met beeldelement.

Uitspraak: Er bestaat een verband tussen de bloeiende economie en de toename van dit soort schilderijen in de 17e eeuw.

Slide 4 - Tekstslide

Gebruik bron 2.
Licht de volgende uitspraak toe met een beeldelement.

Uitspraak: Er bestaat een verband tussen de bloeiende economie en de toename van dit soort schilderijen in de 17e eeuw.

Slide 5 - Open vraag

Gebruik de vier zinnen (A-D).
Noteer de letters van de twee juiste zinnen.

Slide 6 - Open vraag

Gebruik de drie kaarten van Amsterdam (A-C). 
Noteer de letters A-C in de juiste tijdsvolgorde in de volgende slide. 

Kaart A 
 

Slide 7 - Tekstslide

Kaart C
Kaart B

Slide 8 - Tekstslide

Gebruik de drie kaarten van Amsterdam (A-C).
Noteer de letters A-C in de juiste tijdsvolgorde.

Slide 9 - Open vraag

Gebruik bron 2 en de vier zinnen (a-d) 
Noteer de letters a-d met telkens juist of onjuist in de volgende slide.

a De brief komt uit het rampjaar 1672.   
b De raadspensionaris die in de brief wordt genoemd is Johan de Witt.   
c Na de gebeurtenissen uit de brief werd Willem III als  stadhouder aangesteld.   
d Na dit rampjaar waren de Fransen geen vijand meer van Nederland. 

Bron 2 Fragment uit een brief
Nu is de staat reddeloos. De Staten van Holland zijn van plan om zich over te geven aan de Fransen. Maar het volk ziet dat niet zitten en protesteert luid. Het wil dat de Staten de Prins tot stadhouder uitroepen, en alle rechten die zijn vader had ook aan hem zullen toekennen. 
De vijand heeft intussen al Woerden ingenomen. In alle steden keert de bevolking zich tegen het stadsbestuur, roept dat het weg moet en wil andere leiders aanstellen. Intussen is de raadspensionaris door de burgers van Den Haag vermoord en naderhand ontkleed, naar het schavot gesleept, als een beest aan de benen opgehangen en uiteengesneden. Het kantoor in Hoorn is bankroet gegaan en heeft grote schulden. En alles wat ik nu schrijf, is slechts een idee van wat er gaande is. Ik hoop je spoedig de details te kunnen vertellen. Ik hoop dat God ons helpt om spoedig de orde weer te herstellen. 

Slide 10 - Tekstslide

Gebruik bron 2 en de vier zinnen (a-d)
Noteer de letters a-d met telkens juist of onjuist..

a De brief komt uit het rampjaar 1672.
b De raadspensionaris die in de brief wordt genoemd is Johan de Witt.
c Na de gebeurtenissen uit de brief werd Willem III als stadhouder aangesteld.
d Na dit rampjaar waren de Fransen geen vijand meer van Nederland.

Slide 11 - Open vraag

8 Hieronder staan vier uitspraken (A-D).
a. Welke gaan over een verandering? Noteer de twee juiste letters.
b. Welke gaan over een continuïteit? Noteer de twee juiste letters.


A Door de komst van veel calvinistische vluchtelingen groeide het aantal calvinisten in de Republiek in de 17e eeuw.
B In het hele bestaan van de VOC bestond een groot deel van zijn werknemers uit buitenlanders.
C In het midden van de 17e eeuw kwamen er, net als daarvoor en daarna, Duitse en Scandinavische werkzoekenden naar de Republiek.
D Spaanse en Portugese joden die naar de Republiek vluchtten, brachten veel geld en kennis mee en zorgden zo voor economische groei.


Slide 12 - Tekstslide

De WIC veroverde verschillende gebieden in Zuid-Amerika. Leg uit wat dat te maken had met de driehoekshandel.

Slide 13 - Open vraag

WIC of VOC? Deze compagnie:
A had een handelsmonopolie in de West en in Afrika.
B had het monopolie op Nederlandse handel in Azië.
C had ook als taak om Spanje op zee te bestrijden.
D had zijn hoofdkwartier in Batavia.
E handelde vooral in specerijen.
F leverde veel slaven aan de Spaanse kolonies.

Slide 14 - Open vraag

Gebruik de twee gegevens uit het begin van de 17e eeuw (A en B van vorige dia).
- Geef de juiste betekenis van het begrip monopolie.
- Leg uit of de bestuurders van de VOC het eens of oneens waren met de inhoud van het boek van Hugo de Groot.

Slide 15 - Open vraag

Gebruik de vier zinnen (A-F). 
Noteer in de volgende dia de letters van de drie juiste zinnen. 
 
A. Lodewijk XIV gaf de protestanten gelijke rechten.   
B. Lodewijk XIV legde verantwoording over zijn beslissingen af aan zijn volk.   
C. Lodewijk XIV ontving dagelijks zijn ministers voor advies. 
D. Lodewijk XIV riep steeds vaker de Staten Generaal bijeen. 
E. Lodewijk XIV streefde naar absolutisme. 
F. Lodewijk XIV vond dat hij absolute macht had gekregen van God. 

Slide 16 - Tekstslide

Gebruik de vier zinnen (A-F).
Noteer de letters van de drie juiste zinnen.

Slide 17 - Open vraag

Gebruik bron 1. 
Dit is een afbeelding van Paleis Het Loo bij Apeldoorn, eind 17e eeuw gebouwd door stadhouder Willem III. 

Bron 1 
Paleis Het Loo bij Apeldoorn, eind 17e eeuw gebouwd door stadhouder Willem III

Slide 18 - Tekstslide

Gebruik bron 1. Dit is een afbeelding van Paleis Het Loo bij Apeldoorn, eind 17e eeuw gebouwd door stadhouder Willem III.
Leg met een bronelement uit dat Lodewijk XIV door andere machthebbers in Europa als een voorbeeld werd gezien.

Slide 19 - Open vraag

Gebruik bron 3 en de drie motieven (A-C). 
Lodewijk XIV had verschillende motieven voor zijn aanval op Nederland.  
Noteer de letter van het motief dat in de bron wordt genoemd en leg je antwoord uit met een bronelement in de volgende slide. 
 
Lodewijk XIV viel Nederland aan omdat hij: 
A wilde dat de Republiek minder machtig werd op het gebied van handel. 
B Frankrijk zo beter kon verdedigen tegen vijanden. 
C zijn macht naar het noorden wilde uitbreiden. 

Bron 3 Uitspraak van Mazarin, een belangrijke adviseur van Lodewijk XIV.

De verovering van de Nederlanden zou voor Parijs een onneembaar bolwerk vormen. Dan zou men Parijs waarlijk het hart van Frankrijk kunnen noemen, en zo zou zij op de veiligste plek van het koninkrijk gelegen zijn, omdat men dan de grenzen zou hebben uitgestrekt tot aan Holland, en aan de kant van Duitsland, waar het meest van te vrezen is, tot aan de Rijn door het behoud van Lotharingen en van de Elzas en door het bezit van Luxemburg en van de Franche-Comté.


Slide 20 - Tekstslide

Gebruik bron 3 (slide 20) en de drie motieven (A-C).

Lodewijk XIV had verschillende motieven voor zijn aanval op Nederland.
Noteer de letter van het motief dat in de bron wordt genoemd en leg je antwoord uit met een bronelement


Slide 21 - Open vraag

KLAAR!!!


Slide 22 - Tekstslide