Gedrag: Herhaling paragraaf 1+2

Gedrag 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Gedrag 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is GEEN gedrag.
A
Leerling slaapt in de les.
B
Een vleesetende plant vangt een vlieg
C
Hond rolt in het gras.
D
Vogel zit stil op een tak.

Slide 2 - Quizvraag

Is dit een ethogram
en/of een protocol?
A
Zowel een ethogram als een protocol
B
Ethogram
C
Protocol
D
Geen van beiden

Slide 3 - Quizvraag

Wat is gedrag?

= alle waarneembare activiteiten van mens en dier.

        --> gedragselementen                          (handdelingen) 

       --> prikkels

       --> respons

distelvink

Slide 4 - Tekstslide

Gedragssystemen
  • Gedragssysteem = als gedragselementen) samen een gemeenschappelijk doel hebben
  • Gedragsketen = het opvolgen van handelingen in vaste volgorde .


  • Gedragsketen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Is dit een ethogram
en/of een protocol?
A
Zowel een ethogram als een protocol
B
Ethogram
C
Protocol
D
Geen van beiden

Slide 7 - Quizvraag

Hoe beschrijft een etholoog gedrag? En wat is dan een juist voorbeeld?
A
objectief
B
subjectief
C
De kat tikt een bolletje wol voor zich uit.
D
De kat is vrolijk aan het spelen met een bolletje wol.

Slide 8 - Quizvraag

Ethogram en protocol
ethogram = objectieve beschrijving (zonder persoonlijk waardeoordeel) van de verschillende handelingen
   - de apen kussen elkaar, omdat ze elkaar graag mogen -- fout
   - de hond kijkt angstig --> fout
   - de hond doet zijn oren iets naar achter en plaatst zijn staart tussen zijn             benen

protocol = lijst van de achtereenvolgens waargenomen handingen


Slide 9 - Tekstslide

Motivatie
A
Dat je iets graag wilt doen
B
Bereidheid om te reageren op een prikkel

Slide 10 - Quizvraag

Motivatie is een vorm van:
A
Externe prikkel
B
sleutelprikkel
C
supranormale prikkel
D
interne prikkel

Slide 11 - Quizvraag

Het ontstaan van gedrag.



  • motivatie --> bepaald door externe en interne prikkels
  • erfelijk gedrag --> aangeboren vb. gelaatsuitdrukkingen
  • aangeleerd gedrag --> ervaring vb. eten met mes en vork
  • anatomie en fysiologie

Slide 12 - Tekstslide

Een prikkel die steeds weer hetzelfde gedrag oproept het een ... ?
A
Inprenting
B
Sleutelprikkel
C
Supranormale prikkel
D
Inwendige prikkel

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Welk soort prikkels stonden afgebeeld op de vorige dia?
A
Sleutelprikkels
B
Supranormale prikkels
C
Sleutelprikkels en supranormale prikkels

Slide 15 - Quizvraag

bijzondere prikkels 
  • Sleutelprikkel: prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij het ontstaan van een gedrag.
        =    reactie op sleutelprikkel is erfelijk

  • Supranormale prikkel: prikkel is effectiever dan een sleutelprikkel in het oproepen van een gedrag. 

Slide 16 - Tekstslide

Gedrags-
verandering

Gedrag verandert (soms)
- Leerprocessen spelen een rol


Slide 17 - Tekstslide

manieren van leren

Slide 18 - Woordweb

Leerprocessen
  • Inprenting 
  • Gewenning 
  • Conditionering 
  • Imitatie 
  • Inzicht 

Slide 19 - Tekstslide

Wat is gewenning?
A
Leren dat je altijd moet reageren.
B
Leren dat reageren niet altijd nodig is.
C
Leren dat reactie noodzakelijk is.
D
Leren in korte gevoelige periode.

Slide 20 - Quizvraag

Een jonge beer probeert voor het eerst zalm te vangen. Welk leerproces is dit?
A
Trial and error
B
Operante conditionering
C
Imitatie
D
Inprenting

Slide 21 - Quizvraag

Na het horen van een knal gooit je kamergenoot een prop tegen je hoofd. Na een tijd duik je vanzelf weg bij het horen van de knal. Welk leerproces is dit?
A
Operante conditionering
B
Klassieke conditionering
C
Gewenning
D
Inzicht

Slide 22 - Quizvraag

Leerprocessen
  • Inprenting --> iets wordt geleerd in een bepaalde, korte levensperiode
  • Gewenning --> een bepaalde reactie op een prikkel wordt afgeleerd bij herhaling van die prikkel 
  • Conditionering --> leren door beloning en straf
  • Imitatie --> leren door het gedrag van soortgenoten na te doen
  • Inzicht --> ontstaat door het combineren van verschillende ervaringen in een onbekende situatie voor het vinden van een oplossing. 

Slide 23 - Tekstslide

Leg uit wat het verschil is tussen klassiek conditioneren en operant conditioneren?

Slide 24 - Open vraag

Conditionering
  • Proefondervindelijk --> conditionering onder natuurlijke omstandigheden
  • Operante conditionering -->  leren door straffen en belonen waardoor de frequentie van een gedrag verandert. 
  • Klassieke conditionering --> aanleren van een nieuw gedrag                                op een bepaalde prikkel

              

                                         Pavlov

Slide 25 - Tekstslide

Wat is geen voorbeeld van sociaal gedrag?
A
vlooien bij apen
B
mens laat hond uit
C
katten vechten met elkaar
D
twee eenden baltsen

Slide 26 - Quizvraag

Sociaal gedrag
  • = gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar.

  • Handelingen = signalen.

Slide 27 - Tekstslide

Dit is een voorbeeld van..
A
dreiggedrag
B
overspronggedrag
C
baltsgedrag
D
omgericht gedrag

Slide 28 - Quizvraag

Vormen van sociaal gedrag
  • Voortplantingsgedrag (balts)
  • Territoriumgedrag
  • Imponeergedrag
  • Conflictgedrag
  • Rangorde
  • Staten

Slide 29 - Tekstslide

Territorium - Territoriumgedrag
Wat is NIET waar?

A
Een territorium is een eigen leefgebied
B
De grenzen van een territorium worden afgebakend
C
Vooral vrouwtjes bewaken het territorium
D
Het territorium wordt verdedigd door te dreigen en evt. te vechten is territoriumgedrag

Slide 30 - Quizvraag

Twee katers die hevig naar elkaar dreigen, gaan plotseling beide hun vacht schoonlikken.

Hoe heet het gedrag dat de katten dan vertonen?
A
imponeergedrag
B
overspronggedrag
C
omgericht gedrag
D
ambivalent gedrag

Slide 31 - Quizvraag

* Territoriumgedrag en conflictgedrag.
  • Territorium --> voedsel en ruimte om nakomelingen groot te
      brengen.
  • Conflictgedrag
  • --> Oversprong gedrag
  • --> Omgericht gedrag
  • --> Ambivalent gedrag

Slide 32 - Tekstslide

Bij veel dieren die in groepen leven is er sprake van een rangorde. Wat is een rangorde?
A
De volgorde van dieren van oud naar jong
B
De volgorde waarin dieren mogen eten
C
Het oudste dier is de baas
D
Ieder dier kent zijn plaats

Slide 33 - Quizvraag

Hoe heet het gedrag wat je vertoont (naar een organisme in een hogere orde) om een conflict te vermijden
A
Overgeefgedrag
B
imponeergesdrag
C
statengedrag
D
verzoeningsgedrag

Slide 34 - Quizvraag

Bas heeft zijn 4 kippen geobserveerd om te kijken wie elkaar pikt. Zijn resultaten:
*kip 1 pikt kip 4
*kip 2 pikt kippen 1, 3 en 4
*kip 3 pikt kip 1 en 4
Wat is de rangorde in de ze groep?

A
kip 2 staat boven aan de rangorde, kip 4 onderaan
B
kip 4 staat boven aan de rangorde, kip 2 onderaan
C
de volgorde in rangorde is kip 3, 4, 2 en als laatste 1
D
de volgorde in rangorde is kip 2, 4,3 en als laatste 1

Slide 35 - Quizvraag

* Rangorde en statenvormende insecten.
  • Conflicten voorkomen vb. bavianen
  • Dreig- en imponeergedrag
  • Verzoeningsgedrag

  • Staten --> taakverdeling

Slide 36 - Tekstslide