H1 grammatica basis zinsdelen

 Grammatica basis zinsdelen
Leerdoelen:
 
Ik kan het werkwoordelijk gezegde in de zin benoemen
Ik kan het onderwerp in de zin benoemen
Ik kan het lijdend voorwerp in de zin benoemen
Ik kan het meewerkend voorwerp in de zin benoemen
Ik kan de bijwoordelijke bepaling in de zin benoemen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

 Grammatica basis zinsdelen
Leerdoelen:
 
Ik kan het werkwoordelijk gezegde in de zin benoemen
Ik kan het onderwerp in de zin benoemen
Ik kan het lijdend voorwerp in de zin benoemen
Ik kan het meewerkend voorwerp in de zin benoemen
Ik kan de bijwoordelijke bepaling in de zin benoemen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat wordt er geoefend?

    • of je het onderwerp in een zin kan benoemen;
    • of je het werkwoordelijk in een zin kan benoemen;
    • of je het lijdend voorwerp in een zin kan benoemen;
    • of je het meewerkend voorwerp in een zin kan benoemen;
    • of je de bijwoordelijke bepaling(en) in een zin kan benoemen.    
        
          

            
          
       

       
         
           
              Differentiëer
           
         
         

           
             
                Differentiëer
             
             
             

             
                Instellingen
             
           
         
       


       
       
     
       
       
       

       
       
       
         
           
           
         
       
     

       
       

       
       
         
           Het schrijven van getallen
         
       

       
       
          In teksten schrijf je getallen soms in cijfers en soms in letters. De regels die je daarbij moet hanteren zijn helder, maar het zijn er veel. Leer ze niet allemaal uit je hoofd, maar probeer een logica te vinden. Twijfel je bij het schrijven van een officieel document: zoek de regel dan op!
       

     
     
     
       
         
           
           
           
     
       
       
        Slide
     
     
           
           
         
       
     
       
       
       
       
       
       
     
     

    Aa

    Slide 2 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Rico : Als de persoonsvorm van een zin in het enkelvoud staat,
    staat het onderwerp ook in het enkelvoud.

    Raya : Het zinsdeel voor de persoonsvorm is altijd het
    onderwerp van de zin.
    A
    Rico en Raya hebben beide gelijk.
    B
    Rico en Raya hebben beide ongelijk.
    C
    Rico heeft gelijk; Raya niet.
    D
    Raya heeft gelijk; Rico niet.

    Slide 3 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies



    Wat is het onderwerp in de onderstaande zin?

    Wie van jullie heeft zich in de klas weleens verveeld?
    A
    Wie
    B
    Wie van jullie
    C
    zich
    D
    Ik weet het niet zeker.

    Slide 4 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies


    Wat is het onderwerp in de onderstaande zin?

    Jongeren moeten hun docenten in het klaslokaal
    steeds vaker helpen bij technische uitdagingen.
    A
    Jongeren
    B
    hun docenten
    C
    technische uitdagingen
    D
    Ik weet het niet zeker.

    Slide 5 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies


    Wat is het werkwoordelijk gezegde in de onderstaande zin?

    Mijn beste vriend zou zich moeten schamen
    voor zijn waardeloze inzet.

    A
    zou moeten schamen
    B
    zou zich moeten schamen
    C
    Deze in heeft geen werkwoordelijk gezegde.
    D
    Ik weet het niet.

    Slide 6 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies


    Wat is het lijdend voorwerp in de onderstaande zin?

    Mijn docent Nederlands beheerst het didactische deel
    van haar vak uitstekend.


    A
    Mijn docent Nederlands
    B
    het didactische deel
    C
    het didactische deel van haar vak
    D
    Deze in heeft geen lijdend voorwerp.

    Slide 7 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies


    Wat is het lijdend voorwerp in de onderstaande zin?

    Klassenmanagement blijkt voor veel docenten
    het moeilijkste onderdeel van hun vak te zijn.


    A
    Klassenmanagement
    B
    het moeilijke onderdeel
    C
    het moeilijkste onderdeel van hun vak
    D
    Deze zin heeft geen lijdend voorwerp.

    Slide 8 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Rico : Een zin met een lijdend voorwerp heeft ook altijd een
    meewerkend voorwerp.

    Raya : Alleen in een zin met een werkwoordelijk gezegde kan
    een meewerkend voorwerp staan.
    A
    Rico en Raya hebben beide gelijk.
    B
    Rico en Raya hebben beide ongelijk.
    C
    Rico heeft gelijk; Raya niet.
    D
    Raya heeft gelijk; Rico niet.

    Slide 9 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies



    Wat is het meewerkend voorwerp in de onderstaande zin?

    Sommige docenten zou ik wel een rapport willen geven.

    A
    Sommige docenten
    B
    ik
    C
    een rapport
    D
    Deze in heeft geen meewerkend voorwerp.

    Slide 10 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies


    Wat is het meewerkend voorwerp in de onderstaande zin?

    Mag jij voor je docent Nederlands tegen betaling
    die toetsen van de brugklas nakijken?
    A
    jij
    B
    voor je docent Nederlands
    C
    die toetsen
    D
    die toetsen van de brugklas

    Slide 11 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Rico : Een zin kan meer dan een bijwoordelijke bepaling
    hebben.

    Raya : Het woord 'niet' is in een zin altijd een bijwoordelijke
    bepaling.
    A
    Rico en Raya hebben beide gelijk.
    B
    Rico en Raya hebben beide ongelijk.
    C
    Rico heeft gelijk; Raya niet.
    D
    Raya heeft gelijk; Rico niet.

    Slide 12 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Hoeveel bijwoordelijke bepalingen heeft de onderstaande zin?

    Op mijn laatste rapport zou ik niet meer dan
    een onvoldoende willen staan.
    A
    1
    B
    2
    C
    3
    D
    4

    Slide 13 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Zinsontleding
    pv/wg
    o
    lv
    MW
    BWB
     Op woensdagmiddag 
     pas
     ik
    altijd
     op
     mijn buurmeisje.

    Slide 14 - Sleepvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Stappenplan zinsontleding, in welke volgorde ga je ontleden?
    Persoonsvorm
    Lijdend voorwerp
    Onderwerp
    Bijwoordelijke bepaling
    Meewerkend voorwerp
    Gezegde

    Slide 15 - Sleepvraag

    Hoe vinden we deze zinsdelen in een zin? Welke vragen stellen we?
    zinsontleding
    Ond
    MV
    WG
    LV
    BWB
    Fieke
    voor haar opa
    had
    geschreven
    een mooi gedicht
    gisteren

    Slide 16 - Sleepvraag

    Deze slide heeft geen instructies



    Met welke onderdelen van grammatica zinsdelen
    heb jij nog moeite?

    Slide 17 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies