‹Terug naar zoeken

Week 3

¡Bienvenidos a la clase de Español!
Meneer Gómez
Hoy es ___________
Mañana es _____________
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos a la clase de Español!
Meneer Gómez
Hoy es ___________
Mañana es _____________

Slide 1 - Tekstslide

Reglas de la clase
1. Eten/ drinken
2. Telefoon thuis of in de kluis
3. Chromebook opgeladen
4. Te laat komen
5. Elkaar RESPECTEREN

Slide 2 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy? 
(Wat gaan wij vandaag doen?)
1.  HUISWERK NAKIJKEN: 12A, 12B, 13A, 13B.
2. BRON D


.



Slide 3 - Tekstslide

HUISWERK NAKIJKEN

Slide 4 - Tekstslide

Ejercicio 12A

Slide 5 - Tekstslide

Ser y estar
                                        Ser = zijn                  Estar = zijn/zich bevinden



soy
eres
es
somos
sois
son
Yo
Tú
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 6 - Tekstslide

Vandaag: SER y ESTAR   

Slide 7 - Tekstslide

Ejercicio 12b
ONREGELMATIGE WERKWOORDEN!!!! DAT MOET JE ZE LEREN! 
100% IN DE TOETS


  • Pienso - quiero - prefiero
  • Piensas - quieres - prefieres
  • Piensa - quiere - prefiere
  • Pensamos - queremos - preferimos
  • Pensáis - queréis - preferís
  • Piensan - quieren - prefieren
  •  
  • Cuento - puedo - duermo
  • Cuentas - puedes - duermes
  • Cuenta - puede - duerme
  • Contamos - podemos - dormimis
  • Contáis - podéis - dormís
  • Cuentan - pueden - duermen

Slide 8 - Tekstslide

Ejercicio 13A 

Slide 9 - Tekstslide

13B

Slide 10 - Tekstslide

Los objetivos  het doel
Después de esta clase ....Na deze les.....
-Kan ik werkwoorden in de voltooid tegenwoordige tijd vervoegen.
- Kan ik het werkwoord GUSTAR gebruiken.

Slide 11 - Tekstslide

GUSTAR
Ejemplo 1:

Me gusta + hele werkwoord
Me gusta viajar

Ejemplo 2:
Me gusta + zelfstandig naamword (eenkelvoud)
Me gusta el cine

Ejemplo 3:
Me gustan + zelfstandig naamwoord (meervoud)
Me gustan las flores 


Slide 12 - Tekstslide

GUSTAR
GUSTAR
(yo)
me
gusta(n)
(tú)
te
gusta(n)
(él/ella)
le
gusta(n)
(nosotros)
nos
gusta(n)
(vosotros)
os
gusta(n)
(ellos/ellas)
les
gusta(n)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

GUSTAR
Me gusta......
_____________________________

Me gustan......
___________________________

Slide 15 - Tekstslide

El verbo gustar
tarea 1
Wie?
Wat?
Me (ik-vorm) A mi...
Te (jij-vorm)  A ti... 
Gusta       (enkelvoud, werkwoorden)
Gustan     (meervoud)

Slide 16 - Tekstslide

ME GUSTARÍA + HELE WERKWOORD

Me gustaría = ik zou het leuk vinden
 
Me gustaría ir al cine = 
ik zou het leuk vinden om naar de bios te gaan.
ME GUSTA + HELE WERKWOORD

Me gusta = ik vind leuk


Me gusta ir al cine = ik vind het leuk om naar de bios te gaan


Slide 17 - Tekstslide

Los objetivos  het doel
Después de esta clase ....Na deze les.....
-Kan ik werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.
--Kan ik werkwoorden in de voltooid tegenwoordige tijd vervoegen.

Slide 18 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
.

Slide 19 - Tekstslide

Presente ( Tegenwoordige tijd)
Hablar: Praten/spreken
Yo
Tú
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
habl
habl
habl
habl
habl
habl
o
as
a
amos
áis
an
Ejemplo:

Yo hablo holandés

Ik spreek Nederlands*

Slide 20 - Tekstslide

Presente  ( Tegenwoordige tijd)
Comer: Eten
Yo
Tú
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
com
com
com
com
com
com
o
es
e
emos
éis
en
Ejemplo:

Yo como pizza

Ik eet pizza*

Slide 21 - Tekstslide

Presente
Escribir: Schrijven
Yo
Tú
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
escrib
escrib
escrib
escrib
escrib
escrib
o
es
e
imos
ís
en
Ejemplo:

Yo escribo un email

Ik schrijf een email


Slide 22 - Tekstslide

El presente/ de tegenwoordige tijd

(regelmatige werkwoorden)

Slide 23 - Tekstslide

Yo
Tú
Él/ella/usted
Nosotros/-as
Vosotros/-as
Ellos/-as
El presente (tegenwoordige tijd)
COMPRAR ( Kopen)
compro
compras
compra
compramos
compráis
compran

Slide 24 - Sleepvraag

Yo
Tú
Él/ella/usted
Nosotros/-as
Vosotros/-as
Ellos/-as
El presente (tegenwoordige tijd)
BEBER (drinken)
bebo
bebes
bebe
bebemos
bebéis
beben

Slide 25 - Sleepvraag

Yo
Tú
Él/ella/usted
Nosotros/-as
Vosotros/-as
Ellos/-as
El presente (tegenwoordige tijd)
ABRIR (openen)
abro
abres
abre
abrimos
abrís
abren

Slide 26 - Sleepvraag

Presente
Yo ___________ (cantar) todos los días en la ducha.
A
cantamos
B
canto
C
canta
D
cantan

Slide 27 - Quizvraag

Presente
Ella ___________ (comer) spaghetti todos los sábados.
A
comemos
B
como
C
come
D
comen

Slide 28 - Quizvraag

Presente
Nosotros ___________ (subir) las escaleras del colegio todos los días.
A
subo
B
subís
C
sube
D
subimos

Slide 29 - Quizvraag

COCINAR - KOKEN
Maak een zin met het werkwoord "koken" in het Spaans.

Bijvoorbeeld:
Ik kook tacos.

Slide 30 - Open vraag

APRENDER - leren
Maak een zin met het werkwoord "leren" in het Spaans.

Bijvoorbeeld:
Wij leren Spaans.

Slide 31 - Open vraag

VIVIR - wonen
Maak een zin met het werkwoord "wonen" in het Spaans.

Bijvoorbeeld:
Jullie wonen in Amsterdam.

Slide 32 - Open vraag

De voltooid tegenwoordige tijd
1.  Wat is de presente perfecto?
2. De vorm van de presente perfecto.
3. Wanneer gebruik je presente perfecto?
4. Signaalwoorden.
Presente perfecto

Slide 33 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Wat is een voltooid deelwoord?
Waar denk je aan bij het voltooid deelwoord?

Slide 34 - Tekstslide

Voltooid Tegenwoordije Tijd
(Nederlands)

ETEN
Ik heb gegeten

ZIJN (ZICH BEVINDEN)
Ik ben in New York geweest

Voltooid Tegenwoordije Tijd
(Nederlands)

COMER
Yo he comido

ESTAR
Yo he estado en Nueva York

Slide 35 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Presente perfecto

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

 Presente perfecto
Persona
Verbo auxiliar
Hulp werkwoord
Participio
Voltooid deelwoord
Participio
Voltooid deelwoord
Participio
Voltooid deelwoord

Haber(hebben)

Hablar(praten)

Comer(eten)

Vivir(leven/wonen)
Yo
he
hablado
comido
vivido
Tú
has
hablado
comido
vivido
Él - ella - usted
ha
hablado
comido
vivido
Nosotros -Nosotras
hemos
hablado
comido
vivido
Vosotros - Vosotras
habéis
hablado
comido
vivido
Ellos - ellas - ustedes 
han
hablado
comido
vivido

Slide 38 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de presente perfecto in de zinnen in.

No, siempre (viajar, yo)........................... a Barcelona.
A
hemos viajado
B
he viajado
C
has viajado
D
han viajado

Slide 39 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de presente perfecto in de zinnen in.

No, pero mi madre y yo (ir) ............................................... a la policía.
A
hemos ido
B
he ido
C
han ido
D
has ido

Slide 40 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de presente perfecto in de zinnen in.

Esta semana mis amigos ( visitar)......................................... París.
A
hemos visitado
B
habéis visitado
C
han visitado
D
he visitado

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Tekstslide

Tijdsaanduidingen Voltooid Tegenwoordige tijd in het Spaans
.
.
.
.
Bijvoorbeeld (ETEN- COMER):
Ik heb vandaag pizza gegeten
Hoy yo he comido pizza / Hoy he comido pizza.

Slide 43 - Tekstslide

Tijdsaanduidingen Voltooid Tegenwoordige tijd in het Spaans
.
.
.
.
Bijvoorbeeld 2 (LEREN: APRENDER):
Ik heb nooit Japaans geleerd
Nunca yo he aprendido japonés / Nunca he aprendido japonés.

Slide 44 - Tekstslide

Tijdsaanduidingen Voltooid Tegenwoordige tijd in het Spaans
.
.
.

ONREGELMATIGE WERKWOORDEN.
Bijvoorbeeld 3 (VER: zien):
Ik heb nooit de film "COCO" gezien
Nunca yo he visto la película "COCO" / Nunca he visto la película "COCO".

Slide 45 - Tekstslide

Zet het werkwoord tussen haakjes in de Pretérito perfecto:
Nosotros .............................(comprar) mucha ropa.
A
he comprar
B
hemos comprado
C
he comprado
D
hemos comprar

Slide 46 - Quizvraag

Zet het werkwoord tussen haakjes in de Pretérito perfecto:
Esta semana......................... (comer, yo) paella.
A
ha comido
B
he comedo
C
he comido
D
ha comedo

Slide 47 - Quizvraag

Kies voor de juiste vorm van de Pretérito perfecto

Ella ................... (IR) al supermercado.
A
He ido
B
Has ido
C
Ha irido
D
Ha ido

Slide 48 - Quizvraag

Zet het werkwoord tussen haakjes in de Pretérito perfecto:
Tú............................ (hacer) los deberes

A
has hacido
B
ha haciado
C
has hecho
D
has dicho

Slide 49 - Quizvraag

Ejercicios 13c, 13d, 13e.

Slide 50 - Tekstslide

LEERPLEIN:
 GUÍA DE VIAJES 

INLEVEREN:
1. Boekje (Individual)
2. Power point/prezi/poster
(Grupo)

Slide 51 - Tekstslide

¡Hasta la próxima clase!

Slide 52 - Tekstslide

Meer lessen zoals deze

3Ha/3HVA - week 37 (5)

- Les met 38 slides
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Week 10

- Les met 43 slides
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Week 10 - 2

- Les met 47 slides
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Week 10 - 2

- Les met 47 slides
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Week 7

- Les met 35 slides
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Week 2-2

- Les met 41 slides
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

31-03-2023

- Les met 19 slides
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

3Ha/3HVA - week 36 (3)

- Les met 30 slides
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3