Week 2-2

¡Bienvenidos a la clase de Español!
Meneer Gómez
Hoy es ___________
Mañana es _____________
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos a la clase de Español!
Meneer Gómez
Hoy es ___________
Mañana es _____________

Slide 1 - Tekstslide

Reglas de la clase
1. Eten/ drinken
2. Telefoon thuis of in de kluis
3. Chromebook opgeladen
4. Te laat komen
5. Elkaar RESPECTEREN

Slide 2 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy? 
(Wat gaan wij vandaag doen?)
1.  HUISWERK NAKIJKEN 
2. Hoofdstuk 1: Entre Mar y Montaña - BRON D.


.



Slide 3 - Tekstslide

HUISWERK NAKIJKEN
EJERCICIOS 
7a 7b 7c
8a, 8b, 8e
9a
10

Slide 4 - Tekstslide

Uitspraak

  • c + a, o, u : (k) Carmen, Colombia, Cuba
  • c  + e, i : (th) centro, cifra
  • z + a, o, u : (th) zapato, zombi, zumo
  • q + ue, ui: (k) queso, química

Slide 5 - Tekstslide

ME GUSTARÍA + HELE WERKWOORD

Me gustaría = ik zou het leuk vinden
 
Me gustaría ir al cine = 
ik zou het leuk vinden om naar de bios te gaan.
ME GUSTA + HELE WERKWOORD

Me gusta = ik vind leuk


Me gusta ir al cine = ik vind het leuk om naar de bios te gaan


Slide 6 - Tekstslide

Por la mañana me gustaría visitar el Aquarium

Slide 7 - Tekstslide

Los objetivos  het doel
Después de esta clase ....Na deze les.....
-Kan ik werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.
--Kan ik werkwoorden in de voltooid tegenwoordige tijd vervoegen.

Slide 8 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
.

Slide 9 - Tekstslide

Presente ( Tegenwoordige tijd)
Hablar: Praten/spreken
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
habl
habl
habl
habl
habl
habl
o
as
a
amos
áis
an
Ejemplo:

Yo hablo holandés

Ik spreek Nederlands*

Slide 10 - Tekstslide

Presente  ( Tegenwoordige tijd)
Comer: Eten
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
com
com
com
com
com
com
o
es
e
emos
éis
en
Ejemplo:

Yo como pizza

Ik eet pizza*

Slide 11 - Tekstslide

Presente
Escribir: Schrijven
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
escrib
escrib
escrib
escrib
escrib
escrib
o
es
e
imos
ís
en
Ejemplo:

Yo escribo un email

Ik schrijf een email


Slide 12 - Tekstslide

El presente/ de tegenwoordige tijd

(regelmatige werkwoorden)

Slide 13 - Tekstslide

Yo
Él/ella/usted
Nosotros/-as
Vosotros/-as
Ellos/-as
El presente (tegenwoordige tijd)
COMPRAR ( Kopen)
compro
compras
compra
compramos
compráis
compran

Slide 14 - Sleepvraag

Yo
Él/ella/usted
Nosotros/-as
Vosotros/-as
Ellos/-as
El presente (tegenwoordige tijd)
BEBER (drinken)
bebo
bebes
bebe
bebemos
bebéis
beben

Slide 15 - Sleepvraag

Yo
Él/ella/usted
Nosotros/-as
Vosotros/-as
Ellos/-as
El presente (tegenwoordige tijd)
ABRIR (openen)
abro
abres
abre
abrimos
abrís
abren

Slide 16 - Sleepvraag

Presente
Yo ___________ (cantar) todos los días en la ducha.
A
cantamos
B
canto
C
canta
D
cantan

Slide 17 - Quizvraag

Presente
Ella ___________ (comer) spaghetti todos los sábados.
A
comemos
B
como
C
come
D
comen

Slide 18 - Quizvraag

Presente
Nosotros ___________ (subir) las escaleras del colegio todos los días.
A
subo
B
subís
C
sube
D
subimos

Slide 19 - Quizvraag

COCINAR - KOKEN
Maak een zin met het werkwoord "koken" in het Spaans.

Bijvoorbeeld:
Ik kook tacos.

Slide 20 - Open vraag

APRENDER - leren
Maak een zin met het werkwoord "leren" in het Spaans.

Bijvoorbeeld:
Wij leren Spaans.

Slide 21 - Open vraag

VIVIR - wonen
Maak een zin met het werkwoord "wonen" in het Spaans.

Bijvoorbeeld:
Jullie wonen in Amsterdam.

Slide 22 - Open vraag

De voltooid tegenwoordige tijd
1.  Wat is de presente perfecto?
2. De vorm van de presente perfecto.
3. Wanneer gebruik je presente perfecto?
4. Signaalwoorden.
Presente perfecto

Slide 23 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Wat is een voltooid deelwoord?
Waar denk je aan bij het voltooid deelwoord?

Slide 24 - Tekstslide

Voltooid Tegenwoordije Tijd
(Nederlands)

ETEN
Ik heb gegeten

ZIJN (ZICH BEVINDEN)
Ik ben in New York geweest

Voltooid Tegenwoordije Tijd
(Nederlands)

COMER
Yo he comido

ESTAR
Yo he estado en Nueva York

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Presente perfecto

Slide 26 - Tekstslide

 Presente perfecto
Persona
Verbo auxiliar
Hulp werkwoord
Participio
Voltooid deelwoord
Participio
Voltooid deelwoord
Participio
Voltooid deelwoord

Haber(hebben)


Hablar(praten)

Comer(eten)

Vivir(leven/wonen)
Yo
he
hablado
comido
vivido
has
hablado
comido
vivido
Él - ella - usted
ha
hablado
comido
vivido
Nosotros -Nosotras
hemos
hablado
comido
vivido
Vosotros - Vosotras
habéis
hablado
comido
vivido
Ellos - ellas - ustedes 
han
hablado
comido
vivido

Slide 27 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de presente perfecto in de zinnen in.

No, siempre (viajar, yo)........................... a Barcelona.
A
hemos viajado
B
he viajado
C
has viajado
D
han viajado

Slide 28 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de presente perfecto in de zinnen in.

No, pero mi madre y yo (ir) ............................................... a la policía.
A
hemos ido
B
he ido
C
han ido
D
has ido

Slide 29 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de presente perfecto in de zinnen in.

Esta semana mis amigos ( visitar)......................................... París.
A
hemos visitado
B
habéis visitado
C
han visitado
D
he visitado

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Tijdsaanduidingen Voltooid Tegenwoordige tijd in het Spaans
.
.
.
.
Bijvoorbeeld (ETEN- COMER):
Ik heb vandaag pizza gegeten
Hoy yo he comido pizza / Hoy he comido pizza.

Slide 32 - Tekstslide

Tijdsaanduidingen Voltooid Tegenwoordige tijd in het Spaans
.
.
.
.
Bijvoorbeeld 2 (LEREN: APRENDER):
Ik heb nooit Japaans geleerd
Nunca yo he aprendido japonés / Nunca he aprendido japonés.

Slide 33 - Tekstslide

Tijdsaanduidingen Voltooid Tegenwoordige tijd in het Spaans
.
.
.

ONREGELMATIGE WERKWOORDEN.
Bijvoorbeeld 3 (VER: zien):
Ik heb nooit de film "COCO" gezien
Nunca yo he visto la película "COCO" / Nunca he visto la película "COCO".

Slide 34 - Tekstslide

Zet het werkwoord tussen haakjes in de Pretérito perfecto:
Nosotros .............................(comprar) mucha ropa.
A
he comprar
B
hemos comprado
C
he comprado
D
hemos comprar

Slide 35 - Quizvraag

Zet het werkwoord tussen haakjes in de Pretérito perfecto:
Esta semana......................... (comer, yo) paella.
A
ha comido
B
he comedo
C
he comido
D
ha comedo

Slide 36 - Quizvraag

Kies voor de juiste vorm van de Pretérito perfecto

Ella ................... (IR) al supermercado.
A
He ido
B
Has ido
C
Ha irido
D
Ha ido

Slide 37 - Quizvraag

Zet het werkwoord tussen haakjes in de Pretérito perfecto:
Tú............................ (hacer) los deberes

A
has hacido
B
ha haciado
C
has hecho
D
has dicho

Slide 38 - Quizvraag

Ejercicios 12a, 12b, 13

Slide 39 - Tekstslide

LEERPLEIN:
 GUÍA DE VIAJES 

INLEVEREN:
1. Boekje (Individual)
2. Power point/prezi/poster
(Grupo)

Slide 40 - Tekstslide

¡Hasta la próxima clase!

Slide 41 - Tekstslide