functiewoorden en open vragen

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Ben je al klaar voor het examen Nederlands?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Wat gaan we doen?
Functiewoorden  theorie (filmpje) en even oefenen

Aanpak open vragen (citeren , in eigen woorden)

Slide 4 - Tekstslide

Functiewoorden
Alinea's kunnen ten opzichte van elkaar een bepaalde functie (of taak) vervullen. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

let op!
Er volgen vijf vragen over functiewoorden.
Per vraag heb je tien seconden de tijd.

Slide 7 - Tekstslide

Stelling, argument, tegenargument, aanbeveling en samenvatting zijn voorbeelden van
A
signaalwoorden
B
verbindingswoorden
C
kernwoorden
D
functiewoorden

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een signaalwoord en een functiewoord?
A
Een functiewoord geeft een verband aan, een signaalwoord niet.
B
Een functiewoord staat niet altijd in de tekst, een signaalwoord wel.
C
Er is geen verschil.
D
Er zijn minder functiewoorden dan signaalwoorden.

Slide 9 - Quizvraag

De schrijver zwakt een standpunt af door te laten zien dat er ook andere gezichtspunten mogelijk zijn. Dit is een
A
afweging
B
nuancering
C
voorbehoud
D
weerlegging

Slide 10 - Quizvraag

De schrijver doet een uitspraak waarmee hij een argument ontkracht.
A
tegenargument
B
onderbouwing
C
weerlegging
D
afweging

Slide 11 - Quizvraag

De schrijver stemt alleen met iets in als aan een beperkende voorwaarde is voldaan.
A
voorwaarde
B
voorbehoud
C
bezwaar
D
beoordeling

Slide 12 - Quizvraag

Tip!
Leer de functiewoorden!
Blz. 34-36 examenbundel.
Er zijn functiewoorden die aan vooral het begin, in het midden of in het slot van een tekst voorkomen. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Tip! 
Leer ook de belangrijke begrippen, de 'examenwoorden'.
Zie blz. 47-50 in de examenbundel.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Open vragen

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Citeren
Zin => overnemen 
Woord => 1 woord 
Zinsgedeelte => stuk van een zin 
Woordgroep => zinsdeel
Wees nauwkeurig: hoofdletters, leestekens 
Aanhalingstekens
Regelnummer(s)

Slide 27 - Tekstslide

Met eigen woorden
Citeren mag niet, belangrijke termen overnemen wél
Maak een vraag- en antwoordstructuur

Je formuleert dus zelfstandig een met-eigen-woorden-vraag met behulp van belangrijke woorden uit de tekst. 
Tel je woorden!
Schrijf eerst in het klad!

Slide 28 - Tekstslide

Heeft deze module je iets opgeleverd?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Welke tip(s) kun je geven?

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide