Toets chapitre 1 woordjes en grammatica klas 3

Toets chapitre 1 woordjes en grammatica klas 3
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Toets chapitre 1 woordjes en grammatica klas 3

Slide 1 - Tekstslide

vertaal: la publicité de l'entreprise
A
het publiceren van de app
B
De reclame van de app
C
De reclame van de onderneming
D
Het publiceren van het verhaal

Slide 2 - Quizvraag

Vertaal: mes potes sont célèbres
A
mijn vrienden zijn beroemd
B
mijn producten zijn beroemd
C
mijn vriend is mijn beste vriend
D
mijn vriend volgt de sterren

Slide 3 - Quizvraag

Vertaal: environ 300 followers

Slide 4 - Open vraag

vertaal: Je viens de rencontrer un homme énervé
A
Ik ben een zenuwachtige man tegen gekomen
B
Ik kom van een ontmoeting
C
Ik kom langs om een boze man te ontmoeten
D
Ik heb zojuist een boze man ontmoet

Slide 5 - Quizvraag

vertaal: Je la connais

Slide 6 - Open vraag

Vertaal: l'invention du siècle
A
de uitvinding van de eeuw
B
het nadeel van de les
C
de uitvinding van de professor
D
het oordeel van de professor

Slide 7 - Quizvraag

Vertaal: Bavarder à l'école

Slide 8 - Open vraag

Wat is een logisch antwoord op de vraag: Qui est ton meilleur ami?
A
Je le connais depuis six ans
B
Parce qu'il est sympa
C
On se voit presque tous les jours
D
C'est Marc

Slide 9 - Quizvraag

vertaal: Hij is aardig

Slide 10 - Open vraag

Vul de juiste vorm van GROS in:
A
Le chien est GROS
B
Le chien est GROSSE
C
Le chien est GRAND
D
Le chien est grande

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste vorm + plaats van HEUREUX in:
A
C'est une fille heureux
B
C'est une heureuse fille
C
C'est une fille heureuse
D
C'est une heureux fille

Slide 12 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van ITALIEN in:
A
C'est une femme italiene
B
C'est une femme italienne
C
C'est une femme italiennes
D
C'est une femme italiennée

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm en plaats van het woord mauvais in:
A
C'est une mauvaise femme
B
C'est une femme mauvais
C
C'est une femme mauvaise
D
C'est une mauvais femme

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juiste vorm en plaats van BEAU in:
A
Je connais les filles beaux
B
Je connais les filles belles
C
Je connais les belles filles
D
Je connais les beaux filles

Slide 15 - Quizvraag

Noteer het woord tussen haakjes: Claire et Alice sont (sportief)

Slide 16 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van VENDRE (présent)
A
Il vende
B
Il vend
C
Il vendu
D
Il vends

Slide 17 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van VENDRE (présent)
A
Ils vendes
B
Ils vendent
C
Ils vendont
D
Ils vend

Slide 18 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van ATTENDRE (présent)
A
Nous attendons
B
Nous attendes
C
Nous attendu
D
Nous attendent

Slide 19 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van PERDRE (présent)
A
Tu perd
B
Tu perdes
C
Tu perdus
D
Tu perds

Slide 20 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van PERDRE (passé composé)
A
Elle a perdré
B
Elle a perdu
C
Elle perd
D
Elle as perdé

Slide 21 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van VENDRE (passé composé)
A
Vous avez vendé
B
Vous êtes vendus
C
Vous avez vendus
D
Vous avez vendu

Slide 22 - Quizvraag

Noteer de juiste vergelijking van: minder groot
A
Il est plus grand
B
Il est aussi grande
C
Il est moins grand
D
Il est moins grande

Slide 23 - Quizvraag

Noteer de juiste vergelijking van: even klein
A
Elles sont aussi petits
B
Elles sont aussi petites
C
Elles sont plus petits
D
Elles sont moins grandes

Slide 24 - Quizvraag

Noteer de juiste vergelijking van: zij is het grootste meisje
A
Elle est plus grande fille
B
Elle est une fille plus grande
C
Elle est la plus grande fille
D
Elle est la meilleure fille

Slide 25 - Quizvraag

Noteer de juiste vergelijking: il est un (betere) zanger
A
un meilleur chanteur
B
un plus bon chanteur
C
un chanteur meilleur
D
un chanteur plus bon

Slide 26 - Quizvraag

noteer de juiste vergelijking: Il est (de beste) chanteur
A
le plus bon chanteur
B
le meilleure chanteur
C
le meilleur chanteur
D
aussi bon schanteur

Slide 27 - Quizvraag

Noteer wat tussen haakjes staat: Elle est (het meest sportief)

Slide 28 - Open vraag

Vertaal: le compte
A
het account
B
de app
C
het bericht
D
het commentaar

Slide 29 - Quizvraag

Vertaal: voor het huis
A
puis la maison
B
plus de la maison
C
devant la maison
D
presque la maison

Slide 30 - Quizvraag

Vertaal: helpen
A
aider
B
gouter
C
cacher
D
bavarder

Slide 31 - Quizvraag

vertaal: helpen
A
créer
B
rencontrer
C
montrer
D
aider

Slide 32 - Quizvraag

Vertaal: denken
A
tricher
B
transformer
C
hésiter
D
penser

Slide 33 - Quizvraag

Vertaal: la naissance
A
het vieruurtje
B
de uitvinding
C
de geboorte
D
de eeuw

Slide 34 - Quizvraag

Vertaal: denken

Slide 35 - Open vraag

Vertaal: helpen

Slide 36 - Open vraag

vertaal: il est énervé

Slide 37 - Open vraag

Vertaal: cacher
A
helpen
B
spieken
C
werken
D
verbergen

Slide 38 - Quizvraag

Vertaal: tricher
A
spieken
B
werken
C
besluiten
D
veranderen

Slide 39 - Quizvraag

Vertaal: certains gens
A
sommige mensen
B
gekke mensen
C
stomme jongens
D
stomme leerlingen

Slide 40 - Quizvraag