Voornaamwoorden

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Wat is een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord?

1. jij
2. hond
3. huis
4. schaar

Persoonlijk voornaamwoord

Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, dier of ding. 

Mijn broer - haar hond - zijn schaar

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?

1. jij
2. haar
3. deze
4. welke

Aanwijzend voornaamwoord

Een aanwijzend voornaamwoord geeft precies aan wie of wat je bedoelt.

Deze som - dit huis - dat pasje

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

1. Bart's
2. wie
3. welke
4. het

Bezittelijk voornaamwoord

Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets of iemand is.

Wat is een vragend voornaamwoord?

1. welke
2. wie
3. wat
4. wat voor (een)

Vragend voornaamwoord

Een vragend voornaamwoord gebruik je om te vragen naar een persoon, dier of ding.

Wat is een wederkerend voornaamwoord in deze zin:
Ik schaam me

1. Ik
2. schaam
3. me
4. X

Wederkerend voornaamwoord

Sommige werkwoorden hebben een wederkerend voornaamwoord. Dit voornaamwoord verwijst naar het onderwerp.

hij ergert zich - ik bemoei me met jouw zaken

Het woord:
WIE
is een

1. persoonlijk voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Het woord:
ZICH
is een

1. persoonlijk voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Het woord:
JOUW
is een

1. persoonlijk voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Het woord:
ME
is een

1. persoonlijk voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Het woord:
WAAR
is een

1. persoonlijk voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Overzicht

Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, dier of een ding.

De aanwijzende voornaamwoorden zijn 'deze', 'dit', 'die', en 'dat'. Een aanwijzend voornaamwoord geeft precies aan wie of wat je bedoelt.

Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets of iemand is.

De vragende voornaamwoorden zijn 'wie', 'wat', 'welk(e)' en 'wat voor (een)'. Een vragend voornaamwoord gebruik je om te vragen naar een mens, dier of ding.

Sommige werkwoorden hebben een wederkerend voornaamwoord. Dit voornaamwoord verwijst naar het onderwerp.