2H1 23 september 2021

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Les devoirs pour le 29 septembre

Programme: corriger ex. 17ac - faire ex. 17d, 18 - les ordinateurs

Wat kun je nu doen?	Opdr vertalen, grammaire D (p. 32/33) bestuderen, woordjes leren voca E (p. 51) --> MO dek 1 kant af, en schrijf de vertaling op + check je vertaling
Faire (maken/ doen)	- Vertaal de opdrachten (gebruik p. 6): ex. 19ab. Zet de vertaling bij de opdrachten in je boek. - Maak van chapitre 1: ex. 17d, 18
Apprendre (leren)	- vocabulaire B chapitre 1 (p.51) --> MO - grammaire D p. 32 & 33 - Herhalen: reg ww op -er, être, avoir, aller

Corriger ch. 1 ex. 1a

1. le prof
2. le bureau
3. l'ordinateur
4. le portable
5. le livre
6. l'élève
7. le stylo
8. la porte
9. le mur

10. le poster

11. le sac à dos

Corriger ch.1 ex. 2

1E       2D      3F      4C       5B       6A

Corriger ex. 17a

• J'ai été en vacances à Nice. 
• Mais j'ai eu un problème.
• Le lundi, j'ai fait du vélo avec mes frères.
• Mais nous avons eu un accident.
• Mon petit frère a été à l'hôpital.
• Mais maintenant, ça va.

Corriger ex. 17c

• (1) Mes grands-parents (être) ________ ______ en Italie. =
• Mijn grootouders (zijn)  ___________ ____________ In Italië.
• zij zijn geweest --> ils ont été

• (2) Ils (avoir)  _________ ____________ un m-h pendant ... =
• Zij (hebben)  _____________ ____________ een m-h tijdens ... -->
• zij hebben gehad --> ils ont eu

Corriger ex. 17c

• (3) Mon oncle (avoir) ________ ______ une grande tente. =
• Mijn oom (hebben)  ___________ ____________ een grote tent.
• hij heeft gehad --> il a eu

• (4) Moi, j'(faire) _________ ____________ du c. avec mes p. =
• Moi (doen/maken)  _____________ ____________ camping met mijn ouders ... -->
• Ik, ik heb gedaan --> j'ai fait

Corriger ex. 17c

• (5) Lundi, nous (faire) __________ ____________ du kitesurf.
• Maandag, wij (doen/maken)  ___________ ____________ kitesurf.
• wij hebben gedaan -->nous avons fait

• (6) Et vous? Vous (être) _________ ____________ =
• En u/jullie? (zijn)  _____________ ____________ bij het hotel? -->
• U bent geweest / jullie zijn geweest --> vous avez été

Faire ex. 17d & 18

• 17d: être en vacances --> j'ai été en vacances en Espagne
• Let op het voltooid deelwoord!

• Ex. 18
• Elle a mangé une glace.

Les devoirs pour le 29 septembre

Wat kun je nu doen?	Opdr vertalen, grammaire D (p. 32/33) bestuderen, woordjes leren voca E (p. 51) --> MO dek 1 kant af, en schrijf de vertaling op + check je vertaling
Faire (maken/ doen)	- Vertaal de opdrachten (gebruik p. 6): ex. 19ab. Zet de vertaling bij de opdrachten in je boek. - Maak van chapitre 1: ex. 17d, 18
Apprendre (leren)	- vocabulaire B chapitre 1 (p.51) --> MO - grammaire D p. 32 & 33 - Herhalen: reg ww op -er, être, avoir, aller

SO bespreken

Inloggen 1/3

• Grandes Lignes: SOM > tabblad leermiddelen > algemeen > "Grandes Lignes" > bekijk de site, ga daarna naar "Slim stampen" --> oefenen / leren / overhoren
• in stilte online leren tot je verdere instructies krijgt

Inloggen 2/3

• WRTS: SOM > huiswerk > klik op de link 
• Maak een account aan met je schoolmail + wachtwoord
• Klaar? woordjes leren :)

Inloggen 3/3

• LessonUp: SOM > huiswerk > klik op de link en log in met Google Account 
• Maak de opdracht die klaar staat
• Klaar? Ga weer woordjes leren op Grandes Lignes :)
• In stilte werken tot je verdere instructies krijgt