Dag 5

overtuigen
  • iemand anders op een ander idee brengen
  • werkwoord
  • ik overtuig - wij overtuigen
  • zin: Ze heeft me ervan overtuigd dat ik toch de rode jas moet kopen en niet de gele. 
1
1 / 6
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2BasisschoolGroep 1

In deze les zitten 6 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

overtuigen
  • iemand anders op een ander idee brengen
  • werkwoord
  • ik overtuig - wij overtuigen
  • zin: Ze heeft me ervan overtuigd dat ik toch de rode jas moet kopen en niet de gele. 
1

Slide 1 - Tekstslide

per
  • per dag = in een dag
  • per week = in een week
  • per stuk = voor een ding
  • zin: Hij sport drie keer per week. 
  • zin: De appels kosten 40 cent per stuk.
27

Slide 2 - Tekstslide

positief
  • goed
  • positief <---> negatief
  • zin: De dokter was positief; hij denkt dat ik snel weer beter ben. 
28

Slide 3 - Tekstslide

het praatje
  • een kort gesprekje 
  • het praatje - de praatjes
  • het babbeltje - de babbeltjes

  • zin: Ik maak een praatje met de buurvrouw.
29

Slide 4 - Tekstslide

de prijs
  • de prijs - de prijzen
  • het prijsje - de prijsjes

  • 1) wat iets kost
  • zin: De prijs van deze mobiel is ...
  • 2) dat wat iemand krijgt die de wedstrijd wint
  • zin: De eerste prijs is een gouden medaille. 
30

Slide 5 - Tekstslide

het programma
  • het programma - de programma's
  • het programmaatje - de programmaatjes

  • 1) een programma zie je op de televisie.
  • zin: Welke programma's vind je leuk? 

  • 2) het plan; wat er gaat gebeuren
  • zin: Wat staat er vandaag op het programma?
31

Slide 6 - Tekstslide