Le verbe avoir, Brugklas

le verbe avoir
hebben
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

le verbe avoir
hebben

Slide 1 - Tekstslide

Enkele uitdrukkingen met avoir
avoir X ans X jaar oud zijn = bijv. Quel âge as-tu ? - Moi, j’ai 12 ans .
avoir faim = honger hebben ,
avoir soif = dorst hebben ,
avoir chaud=  het warm hebben,  avoir froid = het koud hebben 
avoir de la chance = geluk hebben
avoir raison = gelijk hebben , 
 avoir tort=  ongelijk hebben 
avoir mal = pijn hebben 
avoir envie de = zin hebben , 
avoir besoin de = nodig hebben 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Vertaal: ik=, jij=, hij=, zij=, men/we=, wij=, u/jullie=, zij mnl=, zij vrw=...

Slide 4 - Open vraag

AVOIR

Slide 5 - Tekstslide

Anne et Marie
Adam et Luc
Jullie hebben / U heeft
Wij hebben
Wij hebben/ Men heeft
Zij heeft
Hij heeft
Ik heb
J' ai
Tu as
Il a 
Elle a
On a
Nous avons
Vous avez
Ils ont
Elles ont
Jij hebt

Slide 6 - Sleepvraag

Vertaal: Ik heb
A
Tu as
B
J'ai
C
Nous avons
D
On a

Slide 7 - Quizvraag

Vertaal: Hij heeft
A
ils ont
B
elle a
C
il a
D
on a

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal: jullie hebben
A
vous ont
B
vous avez
C
nous avons
D
ils ont

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal: je hebt een hond
A
j'ai un chien
B
j'ai un chat
C
tu as un chat
D
tu as un chien

Slide 10 - Quizvraag

Hoe zeg je Zij hebben in het Frans, hier? kijk naar de foto!

Slide 11 - Open vraag

.................................. ai douze ans.
Quel âge as-.................................?
.............. avons une grande maison.
..........................ont une bonne note.
....................................... a un chien?
Madame, ............ avez de la chance!

Slide 12 - Open vraag

Vertaal hij heeft ook een goudvis.
A
j'ai aussi un poisson rouge
B
je as aussi un poisson rouge
C
tu as aussi un poisson rouge
D
il a aussi un poisson rouge

Slide 13 - Quizvraag

Vertaal wij hebben het huiswerk begrepen
A
vous avez compris les devoirs
B
nous avons compris les devoirs
C
tu as compris les devoirs
D
ils ont compris les devoirs

Slide 14 - Quizvraag