Grammatica: zinsontleding, pv, wwg, ond & lv

Vak: Taalvaardigheid
Hoofdstuk: Grammatica: zinsontleding
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vak: Taalvaardigheid
Hoofdstuk: Grammatica: zinsontleding
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Je hebt op dit moment nog even niks nodig op tafel. 
Het enige wat je nodig hebt is je iPad. 


Huiswerk controle:
-

Slide 2 - Tekstslide

2. Lesdoelen 
Aan het eind van deze les:
- kun je een zin verdelen in zinsdelen
- kun je de persoonsvorm vinden in een zin
- weet je wat het werkwoordelijk gezegde is
- kun je het onderwerp vinden in een zin
- kun je het lijdend voorwerp vinden in een zin



Slide 3 - Tekstslide

3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 
Jessica & Jochem

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Jaysen, Gijs & Jamie.

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
Niek & Krystian

Slide 4 - Tekstslide

Verdiept arrangement:
Verdiept: Jochem & Jessica

Huiswerk noteren + maken:
les: zinsontleding, pv & wwg. 
blz: -
opdr: drie werkbladen

Slide 5 - Tekstslide

Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Slide 6 - Tekstslide

Zet in zinsdelen, gebruik / voor de zinsdelen.

De Nederlandse voetballer doet mee aan het WK.

Slide 7 - Open vraag


Noteer het onderwerp
Mijn vader werd gisteren erg boos op mij. 

Slide 8 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp? 
werkwoordelijk gezegde
Alvaro
zit
met zijn haar
te
spelen

Slide 9 - Sleepvraag

Wie maakt wat:
3 vragen goed? Ga zelfstandig aan de slag:
Je maakt zelfstandig drie werkbladen over de grammatica: zinsontleding

De rest doet mee met de instructie.

Slide 10 - Tekstslide

4. Instructie
Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Slide 11 - Tekstslide

Persoonsvorm
1. De zin vragend te maken. 
Het eerste woord is de persoonsvorm.
Ik mag geen tv kijken voor schooltijd.   PV= ____________________  

2. De zin in een andere tijd te zetten. 
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
De jongen valt van zijn fiets.  PV= ________________________

3. De zin veranderen van enkelvoud naar meervoud of andersom:
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. 
De hond slaapt in zijn mand. PV= _________________________
LET OP! 
De persoonsvorm is altijd een werkwoord! 
  • mag
  • valt
  • slaapt

Slide 12 - Tekstslide

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’.

Let op: het woordje te voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!
  • Ik heb veel te doen.
--> werkwoordelijk gezegde: heb te doen



Werkwoordelijk gezegde (wwg)

Slide 13 - Tekstslide

Het onderwerp (ond)
Je kunt het onderwerp vinden door de vraag:
Wie of wat + het werkwoordelijk gezegde?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp.

Als onderwerp koos hij pooldieren.
Wie of wat koos?
Antwoord: hij
LET OP! 
Iedere zin heeft een onderwerp
Onderwerp (ond)

Slide 14 - Tekstslide

Lijdend voorwerp (lv)
Het lijdend voorwerp is een apart zinsdeel

Bij het lijdend voorwerp 'overkomt iemand' iets of 'ondergaat een onderwerp' iets. 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp!

Wie/wat + wwg + ond = lijdend voorwerp
Lijdend voorwerp (lv)

Slide 15 - Tekstslide

Lijdend voorwerp (lv)

Stap 1: Zoek de persoonsvorm
Stap 2: Verdeel de zin in zinsdelen
Stap 3: Zoek het werkwoordelijk gezegde 
Stap 4: Zoek het onderwerp
Stap 5 : Zoek het lijdend voorwerp
Stappenplan zinsontleding
LET OP! 
Deze volgorde is verplicht!

Slide 16 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Jaysen, Gijs & Jamie: jullie gaan zelfstandig de werkbladen maken over de zinsontleding.

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Krystian & Niek of had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen de eerste 4 zinnen. 

Slide 17 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Kijk terug in LessonUp of pak je boek van Nederlands erbij.
Je maakt de twee werkbladen. 
Je mag het hulpblad gebruiken voor zinsontleding


Ben je klaar? 
1. Nakijken en verbeteren
2. Lezen in een leesboek. 

 
timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

7. Evaluatie
Hoe ging de les? 
Heb je nog ergens vragen over?

Evaluatie leerdoelen: 
- kun je een zin verdelen in zinsdelen?
- kun je de persoonsvorm vinden in een zin?
- weet je wat het werkwoordelijk gezegde is?
- kun je het onderwerp vinden in een zin?
- kun je het lijdend voorwerp vinden in een zin?




Slide 19 - Tekstslide

8. Huiswerk & Toetsen
Huiswerk:
Woensdag 13 december
Werkbladen zinsontleding

 
Toetsen:

Slide 20 - Tekstslide