BS2: Genenparen

Paragraaf 3.2 Genenparen
This is the place to   Bio
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 3.2 Genenparen
This is the place to   Bio

Slide 1 - Tekstslide

Deze les

Terugblik vorige les
Uitleg nieuwe paragraaf 
Gezamenlijk oefenen
Opdrachten 3.2

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het fenotype en wat is het genotype?
A
Fenotype is uiterlijk, genotype is je bewerkte uiterlijk
B
Fenotype zijn al je genen en genotype is je uiterlijk
C
Fenotype is je geverfde haarkleur, en genotype is je eigen haarkleur
D
Fenotype is je uiterlijk en genotype zijn al je erfelijke eigenschappen

Slide 3 - Quizvraag

Welke stikstofbasen kunnen een basepaar vormen?
A
alle basen kunnen onderling met elkaar een paar vormen
B
A - C en G - T
C
C -G en A - T
D
G-A en T - C

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een allel?
A
Alle genen in het lichaam.
B
Een bepaalde variant van een gen voor dezelfde eigenschap.
C
Alle genen die samen voor 1 eigenschap zorgen.

Slide 5 - Quizvraag

geen voorbeeld van modificatie is
A
door een storm breken takken van een eik
B
de kapper verft je haar blauw
C
Door zuurstoftekort in de baarmoeder wordt een ziek kind geboren.
D
Door een fout in de celdeling heeft iemand sydroom van Down

Slide 6 - Quizvraag

Vrouwen hebben 23 homologe chromosomen en mannen 22
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Als een mannelijke leeuw volwassen wordt krijgt hij manen.
Dus zijn ... is/zijn veranderd.
A
fenotype
B
genotype
C
fenotype en genotype

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn homologe chromosomen?
A
2 overeenkomstige chromosomen in een celkern
B
Een chromosomenpaar waarbij 1 van de moeder is en 1 van de vader
C
chromosomen die in het evenaarsvlak liggen
D
chromosomen die bestaan uit 1 DNA streng

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel autosomen zitten er in een menselijke cel
A
22
B
44
C
46
D
23

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn autosomen?
A
de Y-chromosomen
B
de geslachts-chromosomen
C
de X-chromosomen
D
alle andere chromosomen

Slide 11 - Quizvraag

Het genoom is:
A
het complete erfelijke materiaal in een cel
B
het complete erfelijke materiaal op een gen
C
de complete keten van eiwitten
D
één van de celorganellen in de cel

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Paragraaf 3.2 Genenparen
This is the place to   Bio

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen hoe het fenotype van een organisme tot stand komen en hierbij de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief gebruiken. 
  2. Je kunt beschrijven hoe door recombinatie  nieuwe combinaties van allelen ontstaan.

Slide 15 - Tekstslide

Locus
Chromosomen komen voor in paren. De plaats van een gen op het chromosoom, noem je een locus (meervoud loci).

Een gen is het stukje DNA dat codeert voor een of meer eigenschappen

Slide 16 - Tekstslide

Allelen
Genen hebben verschillende varianten (allel/allelen), bijv. het allel voor zwart haar of het allel voor blond haar.

Deze allelen kunnen in verschillende combinaties voorkomen

Slide 17 - Tekstslide

Dominant en recessief
Een dominant allel zie je altijd terug in het fenotype (ook als er maar één dominant allel is).



Dominante allel: HOOFDLETTER
Recessieve allel: kleine letter

Slide 18 - Tekstslide

Zygotie
BB: homozygoot dominant
bb: homozygoot recessief
Bb: heterozygoot

Homo = hetzelfde
Hetero = verschillend

Slide 19 - Tekstslide

Drager
Een heterozygoot is een drager van het recessieve allel.

Dat kan bijv. voor een gen zijn dat codeert voor de haarkleur, maar ook voor een gen dat leidt tot een ziekte.

Slide 20 - Tekstslide

Intermediair fenotype
Intermediair fenotytpe:
beide allelen komen tot uiting in het fenotype

Slide 21 - Tekstslide

Onvolledig dominant
  • Oogkleur
  • Het recessieve allel komt een beetje tot uiting in het fenotype
  • Allel voor bruine ogen is onvolledig dominant

Slide 22 - Tekstslide

 Codominantie
Bij codominantie komen de eigenschappen van beide dominante allelen volledig tot uiting.

Beide allelen worden aangegeven met een hoofdletter en een variantsaanduiding:
Rood: Ar  en Geel: Ag

Slide 23 - Tekstslide

Recombinatie

Slide 24 - Tekstslide

Mogelijke verschillende genotypen bij recombinatie.
Mogelijke verschillende genotypen bij recombinatie.

Slide 25 - Tekstslide

Crossing-over (recombinatie)

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag
nakijken opdrachten 3.1 

Maken:
Op biologiepagina oefenopdrachten 1, 2 en 3
Bespreken
Opdrachten van Paragraaf 2

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen hoe het fenotype van een organisme tot stand komen en hierbij de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief gebruiken. 
  2. Je kunt beschrijven hoe door recombinatie  nieuwe combinaties van allelen ontstaan.

Slide 29 - Tekstslide