In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Paragraaf 3.2 Genenparen
This is the place to Bio
Slide 1 - Tekstslide
Deze les
Uitleg nieuwe paragraaf
Huiswerk nakijken
Gezamenlijk oefenen
Opdrachten 3.2
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe het fenotype van een organisme tot stand komen en hierbij de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief gebruiken.
Je kunt beschrijven hoe door recombinatie nieuwe combinaties van allelen ontstaan.
Slide 3 - Tekstslide
Locus
Chromosomen komen voor in paren. De plaats van een gen op het chromosoom, noem je een locus (meervoud loci).
Een gen is het stukje DNA dat codeert voor een of meer eigenschappen
Slide 4 - Tekstslide
Allelen
Genen hebben verschillende varianten (allel/allelen), bijv. het allel voor zwart haar of het allel voor blond haar.
Deze allelen kunnen in verschillende combinaties voorkomen
Slide 5 - Tekstslide
Dominant en recessief
Een dominant allel zie je altijd terug in het fenotype (ook als er maar één dominant allel is).
Dominante allel: HOOFDLETTER
Recessieve allel: kleine letter
Slide 6 - Tekstslide
Zygotie
P: BB: homozygoot dominant
bb: homozygoot recessief
F1: 100% Bb: heterozygoot
F2: zie tabel
Homo = hetzelfde
Hetero = verschillend
Slide 7 - Tekstslide
Drager
Een heterozygoot is een drager van het recessieve allel.
Dat kan bijv. voor een gen zijn dat codeert voor de haarkleur, maar ook voor een gen dat leidt tot een ziekte.
Slide 8 - Tekstslide
Intermediair fenotype
Intermediair fenotytpe:
beide allelen komen tot uiting in het fenotype
Slide 9 - Tekstslide
Onvolledig dominant
Oogkleur
Het recessieve allel komt een beetje tot uiting in het fenotype
Allel voor bruine ogen is onvolledig dominant
Slide 10 - Tekstslide
Codominantie
Bij codominantie komen de eigenschappen van beide dominante allelen volledig tot uiting.
Beide allelen worden aangegeven met een hoofdletter en een variantsaanduiding:
Rood: Ar en Geel: Ag
Slide 11 - Tekstslide
Recombinatie
Recombinatie is het herverdelen van erfelijke eigenschappen en leidt tot genetische variatie onder nakomelingen.
Genetische variatie is belangrijk voor hetoverleven van een soort.
Slide 12 - Tekstslide
Dominant = een gen dat wordt onderdrukt door een ander gen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Homozygoot is....
A
Als het individu twee dezelfde genen heeft voor een bepaalde eigenschap
B
Als het individu twee verschillende genen heeft voor een bepaalde eigenschap.
C
Als het individu twee dezelfde en twee verschillende gene heeft voor een bepaalde eigenschap.
Slide 14 - Quizvraag
Is het karyogram (genetisch gezien) van een man of van een vrouw?
A
Man
B
vrouw
C
kan je niet opmaken uit de afbeelding
D
weet ik niet
Slide 15 - Quizvraag
Dit karyogram is:
A
Van een lichaamscel, want chromosomen in paren
B
Van een lichaamscel, want chromosomen zijn enkelvoudig aanwezig
C
Van een geslachtscel, want chromosomen in paren
D
Van een geslachtscel, want chromosomen zijn enkelvoudig aanwezig
Slide 16 - Quizvraag
Wat is homozygoot dominant?
A
Aa
B
aa
C
AA
D
Aa
Slide 17 - Quizvraag
Twee ouders hebben allebei het genotype 'aa'. Welke genotypes kunnen de kinderen krijgen?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
Alle genotypes
Slide 18 - Quizvraag
Een mens heeft in elke celkern van een lichaamscel
A
48 chromosomen
B
47 chromosomen
C
46 chromosomen
D
23 chromosomen
Slide 19 - Quizvraag
Hebben de geslachtscellen van één man allemaal hetzelfde genotype of allemaal een verschillend genotype?
A
hetzelfde
B
verschillend
Slide 20 - Quizvraag
Hebben de geslachtscellen van één vrouw allemaal hetzelfde genotype of allemaal een verschillend genotype?
A
hetzelfde
B
verschillend
Slide 21 - Quizvraag
De ene ouder heeft het genotype EE en de ander ouder Ee. De ouders hebben dan ...
A
hetzelfde genotype
B
een verschillend fenotype
C
hetzelfde fenotype
Slide 22 - Quizvraag
Sleep de juiste term naar de bijbehorende omschrijving
Een genvariant
Een nucleotidesequentie die coderende informatie bevat waarmee ribosomen in staat zijn om een eiwit the synthetiseren.
Omdat zowel de vader als de moeder er één gedoneerd heeft, heeft een organisme er hier twee van. Samen behoren ze tot hetzelfde paar. Er bestaan (kleine) genetische verschillen tussen de exemplaren
Een vaste plaats op het chromosoom. Op deze 'plek' ligt bij ieder individue dezelfde coderende genetische informatie, hoewel die wel onderling licht kan verschillen.
homologe chromosomen
allel
locus
gen
Slide 23 - Sleepvraag
Aan de slag
nakijken opdrachten 3.1
Maken:
Op biologiepagina oefenopdrachten 1, 2 en 3
Bespreken
Opdrachten van Paragraaf 2
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe het fenotype van een organisme tot stand komen en hierbij de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief gebruiken.
Je kunt beschrijven hoe door recombinatie nieuwe combinaties van allelen ontstaan.