Hoofdstuk 6 paragraaf 5

H6 §5 prinsjesdag
Leerdoelen:
  • Ik kan toelichten wat Prinsjesdag en de troonrede inhouden.
  • Ik kan toelichten hoe de geldzaken van het Rijk zijn geregeld.


1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H6 §5 prinsjesdag
Leerdoelen:
  • Ik kan toelichten wat Prinsjesdag en de troonrede inhouden.
  • Ik kan toelichten hoe de geldzaken van het Rijk zijn geregeld.


Slide 1 - Tekstslide

Prinsjesdag
  • De derde dinsdag in september is Prinsjesdag. 
  • Op die dag maakt de regering bekend hoe ze het land het komende jaar wil besturen. 
  • De regering bestaat uit een groep personen die het land bestuurt. 
  • In Nederland zijn dat de ministers en de minister-president.
  • Koning Willem-Alexander en koningin Máxima komen op die dag met de gouden koets naar de Ridderzaal.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Troonrede
  • De koning leest op Prinsjesdag de troonrede voor (afb. 30). 
  • In de troonrede staan de plannen die de regering heeft bedacht. 
  • De koning vertelt in de troonrede welke problemen er zijn en hoe de regering ze wil aanpakken. 
  • Bijvoorbeeld de plannen om het onderwijs en de zorg te verbeteren, en de plannen om het tekort aan woningen op te lossen.

Slide 4 - Tekstslide

Wie leest op Prinsjesdag de troonrede voor?
A
De Regering
B
De Koning
C
De Minister-President
D
De minister van Financiën

Slide 5 - Quizvraag

Het parlement
  • Stel, de regering wil de files verminderen door te investeren in nieuwe snelwegen. 
  • Het parlement moet dit plan van de regering eerst goedkeuren. 
  • De leden van het parlement worden gekozen in verkiezingen. 
  • Alle Nederlanders van 18 jaar en ouder mogen dan stemmen. 
  • De plannen van de regering gaan door als de meerderheid van het parlement het ermee eens is.
  • In Nederland bestaat het parlement uit de Eerste Kamer en de Tweede Kamer. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Minister van Financiën 
  • De regering heeft geld nodig om haar plannen uit te voeren. 
  • Op Prinsjesdag vertelt de minister van Financiën hoeveel deze plannen kosten en hoe de regering aan zoveel geld wil komen.
  • Alles hierover staat in de rijksbegroting.
  • Het belangrijkste staat ook in de miljoenennota.
  • De miljoenennota is een samenvatting van de rijksbegroting.


Slide 9 - Tekstslide

Sleep het juiste begrip naar de bijbehorende definitie.
Overzicht met de inkomsten en uitgaven van de regering in het komende jaar.


Rijksbegroting
Miljoenennota
Samenvatting van de rijksbegroting.



Slide 10 - Sleepvraag

Begrotingstekort
  • Elk jaar moet de regering bedenken waar ze geld aan uitgeeft en hoe ze aan het geld komt. 
  • Er is nooit genoeg geld om alles te doen wat ze wil. Telkens zijn de uitgaven hoger dan de inkomsten. 
  • Er is dan een begrotingstekort, en de regering moet geld lenen om alle uitgaven te kunnen betalen. 
  • Door de lening wordt de schuld van de overheid groter. 
  • De staatsschuld stijgt.

Slide 11 - Tekstslide

Staatschuld
  • De regering leent meer geld dan ze aflost. 
  • Hierdoor groeit de staatsschuld. 
  • Als je meer geld leent, moet je ook meer rente betalen. 
  • Hoe hoger de staatschuld, hoe hoger de rente. 
  • De regering wil een lagere staatschuld. 
  • Ze hoeft dan minder rente te betalen, waardoor ze meer geld over heeft voor andere uitgaven.

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Maak H6 §5 - ook de rekentrainer! 
  • Dit is huiswerk voor de volgende les. 
  • Vragen? Stel ze. 


Slide 13 - Tekstslide