Poëzie blok 2

Poëzie blok 2
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Poëzie blok 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

- Wat is poëzie?
- Uitleg theorie
- Korte verwerkingsopdracht
- Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Wat is Poëzie?
Poëzie is een vorm van literatuur die vaak emoties, gedachten of beelden oproept met weinig woorden. Het is anders dan gewone teksten, want:
- Versregels: Gedichten zijn geschreven in korte regels die niet de hele breedte van de pagina vullen.
- Strofen: De regels zijn gegroepeerd in blokjes, die strofen worden genoemd, met witregels ertussen.
- Rijm en Ritme: Veel gedichten hebben rijm of een ritme; dit hoor je als je het hardop leest.
Beeldspraak: In poëzie worden vaak beelden gebruikt om dingen op een bijzondere manier te beschrijven.
Gedichten gaan vaak over een gevoel, een moment of een kleine gebeurtenis, en elk gedicht kan er weer anders uitzien en klinken. Niet elk gedicht rijmt of heeft dezelfde structuur; dat maakt poëzie juist zo veelzijdig en creatief!
Wat is Poëzie?
Poëzie is een vorm van literatuur die vaak emoties, gedachten of beelden oproept met weinig woorden. Het is anders dan gewone teksten, want:
- Versregels: Gedichten zijn geschreven in korte regels die niet de hele breedte van de pagina vullen.
- Strofen: De regels zijn gegroepeerd in blokjes, die strofen worden genoemd, met witregels ertussen.
- Rijm en Ritme: Veel gedichten hebben rijm of een ritme; dit hoor je als je het hardop leest (metrum).
- Beeldspraak: In poëzie worden vaak beelden gebruikt om dingen op een bijzondere manier te beschrijven.

Gedichten of versjes gaan vaak over een gevoel, een moment of een kleine gebeurtenis, en elk gedicht kan er weer anders uitzien en klinken. Niet elk gedicht rijmt of heeft dezelfde structuur; dat maakt poëzie juist zo veelzijdig en creatief!

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het doel van een gedicht?
A
Informeren over een onderwerp
B
Advertenties maken
C
Emoties overbrengen
D
Een verhaal vertellen

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent het als een gedicht metrum heeft?
A
Het is geschreven in proza
B
Het heeft veel kleur
C
Het heeft een vast ritme
D
Het is erg lang

Slide 5 - Quizvraag

Wat is rijm in een gedicht?
A
Dialoog
B
Woorden die op elkaar lijken
C
Korte zin
D
Gedachte

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor een gedicht?
A
Lied
B
Film
C
Boek
D
Vers

Slide 7 - Quizvraag

Interactief moment
Beantwoord de vragen op het opdrachtenblad.

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg theorie

Slide 9 - Tekstslide

Kenmerken van gedichten
Versregels: Een gedicht gebruikt korte zinnen die netjes onder elkaar staan. Geen volle pagina’s tekst, maar regels die ruimte geven om te ademen.

Strofen: Deze versregels staan in groepjes bij elkaar, met witregels ertussen. Dat zijn de strofen. Denk aan alinea’s, maar dan voor gedichten.

Refrein en Coupletten: Net zoals in je favoriete liedjes! Soms herhaalt een stukje tekst zich steeds weer; dat noem je het refrein. De andere stukjes zijn de coupletten.

Slide 10 - Tekstslide

Waar gaan gedichten over?
Momenten en Gevoelens: Vaak draait een gedicht om één gebeurtenis, een speciaal moment of een sterk gevoel. Alsof je even in de gedachten van de dichter mag kijken!

Rijm en Ritme: Soms rijmen gedichten, maar niet altijd. Wel hebben ze vaak een ritme, een soort melodie die je hoort als je het hardop leest.

Beeldspraak: Gedichten gebruiken vaak beelden om iets te beschrijven. Zoals een zon die lacht, of regen die tikt als een drummer. Het laat je dingen zien, horen en voelen.

Slide 11 - Tekstslide

Niet elk gedicht is hetzelfde!
Sommige gedichten hebben geen rijm.
Anderen bestaan maar uit één strofe.
Het ritme kan snel zijn als een raceauto of langzaam als een slome schildpad.

Slide 12 - Tekstslide

Stijlfiguren
Schrijvers maken hun teksten vaak mooier door iets op een bijzondere manier te zeggen. Ze gebruiken stijlfiguren. Je komt ze veel tegen in gedichten, maar ook in verhalen en in non-fictie.








Slide 13 - Tekstslide

Enkele stijlfiguren zijn:
-  Herhaling: woorden of zinnen worden herhaald of hetzelfde wordt meerdere keren gezegd, maar telkens net iets anders.
- Opsomming: er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
- Tegenstelling: dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen opvallen.
- Overdrijving: iets wordt erger of groter gemaakt dan het in werkelijkheid is.
- Ironie: iets wordt beschreven op een beetje spottende manier, die niet kwetsend bedoeld is. Vaak wordt het tegengestelde gezegd van wat er bedoeld wordt.
- Sarcasme: harde, bijtende spot die veel verder gaat dan ironie.

Slide 14 - Tekstslide

Ga naar Quizizz
Quiz over stijlfiguren

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag!
- Opdracht 2.3 (gedicht) uit de online methode 
- Creatieve opdracht: jullie gaan in duo’s een kort, grappig gedicht schrijven met minimaal één stijlfiguur. Deze moeten jullie daarna bij mij inleveren via Teams.

Let op!! Als het na de les van woensdag niet af is, dan is het huiswerk!

Slide 16 - Tekstslide