2VM blok 2.8 les 1

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Mevrouw Muilenburg
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Mevrouw Muilenburg

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
  • Dagopening
  • Presentatie Britt 
  • Woord van de week
  • Huiswerk nakijken:  H2.7 opdr. 11 t/m 17 (16.3)
  • Vragen?
  • Quizje
  • Theorie 2.8
  • Nieuw huiswerk: H2.8 opdr. 0 t/m 5
  • Klaar?: Leesautobiografie + lezen leesboek 2 + creatieve opdrachten
  • Afsluiting: woordsoorten

Slide 2 - Tekstslide

Simsons geheim
Rechters 16: 4-17

Slide 3 - Tekstslide

inleveren

Slide 4 - Tekstslide

Wat is/zijn de zww('s)?: Deze week kun je een meteorenzwerm zien.
A
kun
B
kun zien
C
zien
D
je

Slide 5 - Quizvraag

Wat is/zijn de zww('s)?: Helaas kunnen er wolken voor de sterren komen.
A
kunnen
B
komen
C
kunnen, komen
D
wolken

Slide 6 - Quizvraag

Wat is/zijn de hww('s)?: Ik heb nog nooit een vallende ster gezien.
A
heb, gezien
B
heb
C
ik
D
gezien

Slide 7 - Quizvraag

Wat is/zijn de hww('s)?: De specialisten zijn vroeg in de ochtend met de werkzaamheden gestart.
A
de specialisten
B
zijn, gestart
C
met de werkzaamheden
D
zijn

Slide 8 - Quizvraag

Een hoofdtelwoord geeft een ....... aan.
A
hoeveelheid
B
volgorde

Slide 9 - Quizvraag

Een rangtelwoord eindigt vaak met ......
A
-d of -t
B
-de of -ste

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn telwoorden?: Jasper heeft het vierde boek van Hans Mijnders al vijf keer gelezen.
A
heeft, gelezen
B
Jasper, Hans Mijnders
C
vierde, vijf
D
Jasper, boek, Hans Mijnders

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn telwoorden?: De kapitein heeft veel ervaring met dit schip en mag als laatste het schip verlaten.
A
heeft, verlaten
B
De kapitein, dit schip
C
veel, laatste
D
de, het

Slide 12 - Quizvraag

Wat is/zijn de voorzetsels?: De aardige ambtenaar bracht hem vers water in een kommetje.
A
de, een
B
aardige, vers
C
in
D
hem

Slide 13 - Quizvraag

Wat is/zijn de bijvoeglijke naamwoorden?: De aardige ambtenaar bracht hem vers water in een kommetje.
A
bracht
B
aardige, vers
C
ambtenaar, water, kommetje
D
de, een

Slide 14 - Quizvraag

Het aardige meisje vertrekt als laatste van huis en fietst met weinig gewicht in haar nieuwe tas naar school.
lw = de, het, een
bn = zegt iets over zn
zn = kan de/het/een voor + verkleinen + ev/mv + mens/plant/dier/ding/gevoel
vz = ....de kast + ....de pauze
ww = ik ......+hij.....+ wij.....+ wij hebben/worden/zijn (kan je vervoegen)
psv = verwijst naar persoon of iets (ik/hij/ze/we/etc.)
bzv = zegt van wie het is
zww = kan alleen + meeste betekenis + winnaar afvalrace pv's
hww = kan niet alleen + helpt voltooid deelwoord en infinitief

Slide 15 - Tekstslide