Jaar 2 H5 Woordenschat: samenstellingen deel 1

Jaar 2 H5 Woordenschat: samenstellingen deel 1
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Jaar 2 H5 Woordenschat: samenstellingen deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Een computer waarmee je een spel kunt doen:
A
computerspel
B
spelcomputer

Slide 2 - Quizvraag

Groente die je door de soep kunt doen:
A
groentesoep
B
soepgroente

Slide 3 - Quizvraag

Water dat uit de kraan komt:
A
kraanwater
B
waterkraan

Slide 4 - Quizvraag

tegel die op de vloer ligt:
A
tegelvloer
B
vloertegel

Slide 5 - Quizvraag

Kopieer de link en bekijk de instructiefilm over samenstellingen:
https://player.vimeo.com/video/265189244

Slide 6 - Tekstslide

Samenstellingen:
Sommige woorden zijn samengesteld uit twee of meer woorden. 
Het laatste woord van een samenstelling is het belangrijkst. Dat bepaalt de betekenis.

Bijvoorbeeld:
Een winterjas is een soort jas: een jas die je in de winter draagt. 
Een leesbril is een soort bril: een bril waarmee je kunt lezen.

Gebruik een woordenboek als je de betekenis niet zelf kunt bedenken. 
Soms staat een samenstelling niet in het woordenboek. Je kunt dan de losse woorden opzoeken. 
Bijvoorbeeld:
- Bij de meeste pretparken krijg je groepsreductie. 
Je kijkt dan in het woordenboek bij reductie (= korting).

Slide 7 - Tekstslide

Vul de betekenis van de samenstelling in.
Het laatste woord van de samenstelling bepaalt de betekenis.
Je mag een woordenboek gebruiken.

Toekomstvisie betekent:

Slide 8 - Open vraag

Vul de betekenis van de samenstelling in.
Het laatste woord van de samenstelling bepaalt de betekenis.
Je mag een woordenboek gebruiken.

gezondheidsrisico betekent:

Slide 9 - Open vraag

Vul de betekenis van de samenstelling in.
Het laatste woord van de samenstelling bepaalt de betekenis.
Je mag een woordenboek gebruiken.

filmacteur betekent:

Slide 10 - Open vraag

Verbind de woorden met de juiste betekenis.
precies
zeker weten
vast en zeker
gelegenheden
vanzelfsprekend
mogelijkheden
exact
gegarandeerd
uiteraard
absoluut

Slide 11 - Sleepvraag

Lees de tekst in je Nederlandse boek op bladzijde 129-130.
Maak daarna de vragen.

Een branche is een bedrijfstak, bijvoorbeeld van bedrijven die dezelfde soort producten verkopen. Wat betekent reisbranche (al. 1)?

Slide 12 - Open vraag

Welk synoniem voor 'in te nemen' staat in alinea 2?
A
binnen te halen
B
te gebruiken
C
te consumeren
D
te verzamelen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste deel van de samenstelling vakantiegangers ?
A
vakantie
B
gangers

Slide 14 - Quizvraag

Een haven is een aanlegplaats voor schepen. Waarom noemt men een plek waarop vliegtuigen opstijgen en landen een luchthaven?

Slide 15 - Open vraag

Vul de betekenis van deze samenstellingen in: parkeerplaatsen
A
plaatsen om te parkeren
B
parkeren op speciale plaatsen

Slide 16 - Quizvraag

Vul de betekenis van deze samenstellingen in:
luchthaventerminal
A
aankomst- en vertrekhal op een luchthaven
B
Plek waar de vliegtuigen geparkeerd staan

Slide 17 - Quizvraag

Verbind de woorden  met de juiste betekenis.
aangekomen
het minst ver weg
eromheen
beplanting
eens
zet ... neer
gearriveerd
eenmaal
dichtsbijzijnde
dropt
rondom
groen

Slide 18 - Sleepvraag