werkwoordspelling - herhalingsles 1

Werkwoordspelling
- Je kunt alle werkwoordsvormen benoemen;
- Je kunt alle werkwoordsvormen correct schrijven.

Tijdens deze LessonUp oefen je vooral met de pvtt en het vd. 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
- Je kunt alle werkwoordsvormen benoemen;
- Je kunt alle werkwoordsvormen correct schrijven.

Tijdens deze LessonUp oefen je vooral met de pvtt en het vd. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul steeds de juiste vorm van het werkwoord in. Als de tijd niet uit de zin blijkt en er niet achter staat,
gebruik je de tegenwoordige tijd.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

O nee, het is kerstvakantie en dat ...... eindeloos spelletjes spelen
met familie! (betekenen)
A
betekent
B
betekend

Slide 3 - Quizvraag

De zin staat in de tegenwoordige tijd. De persoonsvorm ‘betekent’ bestaat hier uit de stam (beteken) + ‘t’, omdat het onderwerp (dat) in de derde persoon enkelvoud staat. De persoonsvorm
‘betekent’ lijkt hier op het voltooid deelwoord ‘betekend’, als in ‘Dat heeft veel betekend.’ Let hier
dus goed op!
Persoonsvorm:
Pas de getal- of tijdproef toe. Het werkwoord dat wijzigt, is de persoonsvorm.

Het is kerstvakantie en dat betekent eindeloos...
Het was kerstvakantie en dat betekende eindeloos...

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm tt
1. Ik erbij of jij/je erachter: alleen de ik-vorm

 

Word jij morgen door je vader opgehaald?
Ik vind werkwoordspelling een lastig onderdeel. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm tt
2. Bij de andere vormen in het enkelvoud:
ik-vorm + t

Hij bewaart zijn geld in een oude sok.
Marina savet de bestanden op haar drive. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm tt
3. In het meervoud: het hele werkwoord

Floris en Jan rugbyen elke zaterdag fanatiek.
De docenten e-mailen hun leerlingen het toetsrooster.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nou, mij niet gezien, hoor. Ik heb vorig jaar zoveel ......, dat ik het spel nooit meer wil zien. (strategoën)
A
gestrategoot
B
gestrategood
C
gestrategoëd
D
gestrategoët

Slide 8 - Quizvraag

Aan het hulpwerkwoord ‘heb’ kun je zien dat hier een voltooid deelwoord moet staan. De stam van ‘strategoën’ (stratego) eindigt op een ‘o’, geen medeklinker in ‘t kofschip. Daarom eindigt het voltooid deelwoord hier op een ‘d’.
Voltooid deelwoord
Naast het voltooid deelwoord staat een vorm van hebben, zijn of worden.
 

Sterke werkwoorden:
Hij is jarig geweest
Zij heeft tien kilometer hard gelopen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord
Naast het voltooid deelwoord staat een vorm van hebben, zijn of worden.


Zwakke werkwoorden:
Hij heeft zijn rijbewijs gehaald.
Hij heeft zich door zijn mondeling gebluft.
Pas de verlengproef toe (gehaalde, geblufte)

Als je twijfelt, gebruik je de medeklinkers van 't exfokschaap. (dan +t)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

... je broer dan misschien wel van spelletjes? (houden)

A
Houd
B
Houdt
C
Hout

Slide 11 - Quizvraag

De zin staat in de tegenwoordige tijd. De persoonsvorm ‘houdt’ bestaat hier uit de stam (houd) + ‘t’, omdat het onderwerp (je broertje) in de derde persoon enkelvoud staat. Je kunt hier de fout
ingaan door te denken dat je hier de stam zonder ‘t’ moet schrijven, omdat ‘je’ na de persoonsvorm komt. ‘Je’ is hier bezittelijk en te vervangen door ‘jouw’ (jouw broertje). Je krijgt dan altijd een ‘t’
na de stam.
Ja, gelukkig wel, al zijn het wel computerspelletjes en daar is m'n moeder niet zo blij mee. Hij ...... in de vakantie echt te veel. (gamen)

A
gamt
B
gamd
C
gamet
D
gamed

Slide 12 - Quizvraag

De zin staat in de tegenwoordige tijd. Het werkwoord ‘gamen’ (computerspelletjes spelen) vervoeg je gewoon als een Nederlands woord en bestaat hier uit de stam (game; de ‘e’ is nodig voor de
juiste uitspraak) + ‘t’, omdat het onderwerp (hij) in de derde persoon enkelvoud staat.
Jij ziet er afgepeigerd uit! Heb je soms ...... (bodypumpen)

A
gebodypumpt
B
gebodypumpd
C
bodygepumpt
D
bodygepumpd

Slide 13 - Quizvraag

Aan het hulpwerkwoord ‘heb’ kun je zien dat hier een voltooid deelwoord moet staan. Het werkwoord ‘bodypumpen’ vervoeg je gewoon als een Nederlands woord. De stam van ‘bodypumpen’
(bodypump) eindigt op een ‘p’, een medeklinker in ‘t kofschip. Daarom eindigt het voltooid deelwoord hier op een ‘t’.
Afvallen, je spieren verstevigen én snel resultaat zien? Als je jezelf hierin ...... en nog een sport zoekt, moet je wellicht bodypump eens overwegen. (herkennen)

A
herkent
B
herkend
C
herkendt

Slide 14 - Quizvraag

De zin staat in de tegenwoordige tijd. De persoonsvorm ‘herkent’ bestaat hier uit de stam (herken)+ ‘t’, omdat het onderwerp (je) in de tweede persoon enkelvoud staat. De persoonsvorm ‘herkent’ lijkt hier op het voltooid deelwoord ‘herkend’, als in ‘Zij heeft hem herkend.’ Let hier dus goed op!
Er ...... bij bodypump gefocust op krachttraining. (worden)

A
word
B
wordt
C
wort

Slide 15 - Quizvraag

De zin staat in de tegenwoordige tijd. De persoonsvorm ‘wordt’ bestaat hier uit de stam (word) + ‘t’, omdat het onderwerp (er) in de derde persoon enkelvoud staat.
Je krijgt er vaak wel een strakker lijf van en je ...... uithoudingsvermogen van je spieren. (trainen)

A
traint
B
traind

Slide 16 - Quizvraag

De zin staat in de tegenwoordige tijd. Het werkwoord ‘trainen’ vervoeg je gewoon als een Nederlands woord en bestaat hier uit de stam (train) + ‘t’, omdat het onderwerp (je) in de tweede persoon
enkelvoud staat.
Ik kan de persoonsvorm en het voltooid deelwoord foutloos herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan de pvtt en het vd foutloos spellen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Deze slide heeft geen instructies