Klas 3TL_QUIZ_Thema 6_Zintuigen_het OOG

ZINTUIGEN QUIZ - HET OOG
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

ZINTUIGEN QUIZ - HET OOG

Slide 1 - Tekstslide

Hoe heet nummer 1
A
Hoornvlies
B
Iris
C
Pupil
D
Harde Oogvlies

Slide 2 - Quizvraag

Hoe heet nummer 4
A
Netvlies
B
Vaatvlies
C
Harde Oogvlies

Slide 3 - Quizvraag

In welke laag liggen de zintuigcellen (kegeltjes/staafjes)
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 4 - Quizvraag

Welke letter is de lens die bol en plat kan worden?
A
Q
B
R
C
S

Slide 5 - Quizvraag

Hoe heet Q?
A
Iris
B
Hoornvlies
C
Pupil
D
Glasachtig lichaam

Slide 6 - Quizvraag

In welk nummer wordt licht omgezet in een impuls?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 7 - Quizvraag

Welk nummer bevat heel veel bloedvaten?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 8 - Quizvraag

Met welke zintuigcel zie je kleur?
En in welk vlies liggen deze?
A
Kegeltjes in het netvlies
B
Staafjes in het netvlies
C
Kegeltjes in het hoornvlies
D
Staafjes in het hoornvlies

Slide 9 - Quizvraag

Wat is onderdeel a?
A
Wenkbrauw
B
Traanklier
C
Traanbuis
D
Harde oogvlies

Slide 10 - Quizvraag

Welk onderdeel zorgt ervoor dat de pupil kleiner wordt?
A
Witte onderdeel
B
Bruine onderdeel
C
Zwarte onderdeel
D
De pupil kan niet van vorm veranderen

Slide 11 - Quizvraag

Welk onderdeel maakt traanvocht?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 7
D
Nummer 8

Slide 12 - Quizvraag

Welk onderdeel verspreidt het traanvocht?
A
Nummer 3
B
Nummer 6
C
Nummer 7
D
Nummer 8

Slide 13 - Quizvraag

Hoe heet
nummer 7
(gele laag)?
A
Netvlies
B
Vaatvlies
C
Harde oogvlies
D
Hoornvlies

Slide 14 - Quizvraag

Hoe heet
nummer 1?
A
Netvlies
B
Vaatvlies
C
Harde oogvlies
D
Hoornvlies

Slide 15 - Quizvraag

Welk vlies bevat heel veel bloedvaten?
A
Netvlies
B
Vaatvlies
C
Harde oogvlies
D
Hoornvlies

Slide 16 - Quizvraag

Welk vlies bevat de zintuigcellen
"kegeltjes en staafjes"?
A
Netvlies
B
Vaatvlies
C
Harde oogvlies
D
Hoornvlies

Slide 17 - Quizvraag

Hoe heet
nummer 6?
A
Iris
B
Pupil
C
Lens
D
Glasachtig lichaam

Slide 18 - Quizvraag

Goed of Fout?
Met een bolle lens kan ik
dichtbij scherp zien
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

Welk nummer houdt het netvlies op zijn plaats?
A
Nummer 5
B
Nummer 6
C
Nummer 10
D
Nummer 11

Slide 20 - Quizvraag


A
2-4-1-3
B
2-4-3-1
C
3-4-1
D
3-2-4

Slide 21 - Quizvraag


A
Bewegingszenuw
B
Gemengde Zenuw
C
Gevoelszenuw

Slide 22 - Quizvraag

Hoe ziet je pupil er in fel licht uit?

Welke spieren zijn dan samengetrokken?
A
Pupil Klein, Kringspieren samengetrokken
B
Pupil Klein, Lengtespieren samengetrokken
C
Pupil Groot, Kringspieren samengetrokken
D
Pupil Groot, Lengtespieren samengetrokken

Slide 23 - Quizvraag

Waar zitten de kringspieren en lengtespieren die gebruikt worden bij de pupilreflex?
A
In de Pupil
B
In het Harde Oogvlies
C
In het Netvlies
D
In de Iris

Slide 24 - Quizvraag

Welke spieren trekken samen om de pupil groter te maken?
A
Alleen de kringspieren
B
Alleen de straalsgewijs lopende spieren
C
Zowel de kringspieren als de straalsgewijs lopende spieren

Slide 25 - Quizvraag


A
In de blinde vlek
B
In de iris
C
In de oogzenuw
D
In het netvlies

Slide 26 - Quizvraag


A
Via de gezichtscentra in de grote hersenen
B
Via de hersenstam
C
Via het ruggenmerg
D
Geen van deze delen

Slide 27 - Quizvraag


A
De kringspieren in de iris trekken samen en de pupil wordt groter
B
De kringspieren in de iris trekken samen en de pupil wordt kleiner
C
De straalsgewijs lopende spieren trekken samen en de pupil wordt groter
D
De straalsgewijs lopende spieren trekken samen en de pupil wordt kleiner

Slide 28 - Quizvraag

Timo leest in de zon een boek.
Hoe ziet zijn pupil eruit?
Hoe ziet zijn lens eruit?
A
Pupil Klein, Lens Bol
B
Pupil Klein, Lens Plat
C
Pupil Groot, Lens Bol
D
Pupil Groot, Lens Plat

Slide 29 - Quizvraag

Wat bescherm je met de pupilreflex?
A
Iris
B
Pupil
C
Vaatvlies
D
Netvlies

Slide 30 - Quizvraag

Hoe ziet het beeld eruit dat door de gevoelszenuw gaat?
A
Omgekeerd en vergroot
B
Omgekeerd en verkleind
C
Rechtopstaand en vergroot
D
Rechtopstaand en verkleind

Slide 31 - Quizvraag

Youssef lees in het schemerdonker een boek. In welke tekening zijn de pupilgrootte en de vorm van Youssefs lens juist getekend?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 32 - Quizvraag

Welke lens is bol?
Wat voor spier is P?
A
1 is Bol - P is een kringspier
B
1 is Bol - P is een lengtespier
C
2 is Bol - P is een kringspier
D
2 is Bol - P is een lengtespier

Slide 33 - Quizvraag

Juist of Onjuist?
De zintuigcellen waarmee je kleur ziet, heten staafjes
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Juist of Onjuist?
De kegeltjes liggen voornamelijk in de gele vlek
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Juist of Onjuist?
De staafjes liggen vooral in de
blinde vlek
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Juist of Onjuist?
Het deel van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat, heet de gele vlek
A
Juist
B
Onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Juist of Onjuist?
Pijl 2 geeft op de juiste manier aan vanuit welke richting het licht op het netvlies valt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quizvraag

Juist of Onjuist?
In een goed verlichte ruimte worden alleen de kegeltjes in het netvlies geprikkeld.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quizvraag

Juist of Onjuist?
Als je kleurenblind bent, dan ligt dat aan je ooglens.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quizvraag

Juist of Onjuist?
De drempelwaarde voor staafjes is lager dan die voor kegeltjes
A
Juist
B
Onjuist

Slide 41 - Quizvraag

Met welk onderdeel van je Centraal Zenuwstelsel kijk je?
A
Grote Hersenen
B
Kleine Hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg

Slide 42 - Quizvraag

Waar zitten de spieren die de lens
boller of platter kunnen maken?

Is dit een lengtespier of een kringspier?
A
In de lens, Een lengtespier
B
In de lens, Een kringspier
C
In het straalvormig lichaam, Een lengtespier
D
In het straalvormig lichaam, Een kringspier

Slide 43 - Quizvraag

Wanneer is het straalvormig lichaam samengetrokken?
A
Bij een platte lens als je dichtbij kijkt
B
Bij een platte lens als je veraf kijkt
C
Bij een bolle lens als je dichtbij kijkt
D
Bij een bolle lens als je veraf kijkt

Slide 44 - Quizvraag

Wouter kijkt naar een boom in de verte.
Hoe is zijn lens?
Zijn de ogen in ruststand of niet?
A
Platte lens, ogen zijn in rust
B
Platte lens, ogen zijn niet in rust
C
Bolle lens, ogen zijn in rust
D
Bolle lens, ogen zijn niet in rust

Slide 45 - Quizvraag

Hoe noem je het afwisselend bol en plat worden van je lens?

Slide 46 - Open vraag

Welk onderdeel is troebel bij iemand die staar heeft?
A
Hoornvlies
B
Lens
C
Netvlies
D
Glasachtig lichaam

Slide 47 - Quizvraag

Een oma krijgt vaak een leesbril.
Waarom is dat?
A
Haar lens kan niet meer goed plat worden
B
Haar lens kan niet meer goed bol worden

Slide 48 - Quizvraag


Slide 49 - Open vraag

In welk deel van het oor komen bacteriën het eerst binnen als ze via de buis van Eustachius in je oor komen?
A
In de gehoorgang
B
In de trommelholte (=het middenoor)
C
In het slakkenhuis

Slide 50 - Quizvraag


A
Kringspieren trekken samen, Pupil wordt groot
B
Kringspieren trekken samen, Pupil wordt klein
C
Lengtespieren trekken samen, Pupil wordt groot
D
Lengtespieren trekken samen, Pupil wordt klein

Slide 51 - Quizvraag

Waar begint de reflexboog van de pupilreflex?
A
In de blinde vlek
B
In de iris
C
In de oogzenuw
D
In het netvlies

Slide 52 - Quizvraag