In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Zuurstof berekening
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud
Flessen soorten
Formule
Video
Oefening
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Leeruitkomsten
Na deze les kun je minimaal 2 berekeningen maken:
i) Inhoud fles in relatie tot gebruik zorgvrager.
en
ii) Verbruik zuurstof in relatie tot verbruik cliënt en beschikbare tijd.
Slide 3 - Tekstslide
Inhoud fles
Druk fles
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Tekstslide
Ik heb een fles met 5 liter inhoud en een druk van 30 mbar. Hoeveel liter zuurstof zit er in de tank?
A
30
B
5
C
150
D
500
Slide 7 - Quizvraag
Ik heb een fles met 2 liter inhoud met een druk van 80 mbar. Hoeveel liter heb in de fles?
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Video
Zuurstof verbruik client
Dit wordt altijd uitgedrukt in aantal liter per minuut. Bijv: "Mw. Jansen gebruikt 2 liter per minuut".
Als een client 2 liter per minuut gebruikt . Hoeveel gebruikt hij per uur?
(Tip: (2) x (60) =?)
Slide 10 - Tekstslide
Mw Jansen gebruikt 2 liter zuurstof per minuut. Hoeveel liter gebruikt zij per uur?
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Video
Dus.....
Een berekening van zuurstof heeft altijd te maken met
a: inhoud zuurstof fles
En....
b: verbruik van de cliënt
Slide 13 - Tekstslide
Je hebt een zuurstof fles met 2 liter inhoud en een druk van 60 mbar. Mw Jansen gebruikt 2 liter per minuut. Heb je genoeg zuurstof tussen 08:00 en 12:00
A
ja
B
nee
C
weet ik niet
Slide 14 - Quizvraag
Je hebt een zuurstof fles met een inhoud van 5 liter. Er zit 150 mbar druk in. Mw Jansen gebruikt 2 liter zuurstof per minuut van 20:00 tot 08:00. Heb je genoeg zuurstof? Motiveer je antwoord
Slide 15 - Open vraag
Oefening
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Hoe heb je deze les ervaren? Wat vond je goed? Wat miste je?