4.8 spelling

4.8 spelling
ZWW, KWW, HWW

Opdr. 7 en 10
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4.8 spelling
ZWW, KWW, HWW

Opdr. 7 en 10

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je weet
- waar een apostrof, trema en accentteken hoort.

Slide 3 - Tekstslide

Noteer binnen een minuut zoveel mogelijk regels voor hoofdlettergebruik
timer
1:00

Slide 4 - Open vraag

Maken (klassikaal)
Opdracht 2 (blz. 157)

8 fouten
timer
4:00

Slide 5 - Tekstslide

Maken (klassikaal)
Opdracht 5

Slide 6 - Tekstslide

Trema
Gebruik je:
- in het meervoud van zelfstandig naamwoorden die eindigen op -ee en -ie
-als je in één woord twee klinkers niet als één klank mag lezen:
poëzie, kopiëren, reünie

Je schrijft het trema op de plek waar de nieuwe lettergreep begint.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Apostrof
Wil je zeggen van wie is is? Dan schrijf je een -s achter het woord.
Marks fiets, Daans auto

Eindigt een woord op een lange klinker (die je met één letter schrijft?), dan gebruik je 's 
Emma's hond, Gaby's tas
Let op: Annes rugzak, Malous agenda

Slide 10 - Tekstslide

- Na cijfers, afkortingen en afleidingen:
vwo'er, A4'tje, mp3'tje

- Als je letters weglaat:
Ik hoop dat 't niet zo hard regent vandaag.

Slide 11 - Tekstslide

Accent
Zorgt ervoor dat je een woord op de juiste manier uitspreekt

Accent aigu: café, hé,

Accent grave: crèche, 

Accent circonflexe: enquête

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 7
reeën
naïef
categorieën
bacteriën
geen trema
woorden met ee + ën
" nodig voor uitspraak
woorden met ie met klemtoon op ie
woorden met ie zonder klemtoon op ie
Opdracht 10ott= tegenwoordig tijd, vd=voltooid deelwoord, ovt= verleden tijd, vd als bn= geproduceerde

Slide 13 - Tekstslide

Maken
- 4.8 spelling: opdr. 6, 7, 8, 10 en test jezelf (2 lessen)

Klaar?
- Lezen!

Slide 14 - Tekstslide