4.8 spelling apostrof, trema en accent

4.8 Spelling 
Apostrof, trema en accent 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.8 Spelling 
Apostrof, trema en accent 

Slide 1 - Tekstslide

Vorige week 
  • Werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde 
  • Zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord en koppelwerkwoord 

Slide 2 - Tekstslide

Is het onderstreepte werkwoord een koppelwerkwoord of een zelfstandig werkwoord.
Koppelwerkwoord 

Zelfstandig werkwoord

Ze is dierenarts geweest.
Gister heb ik op school de hele dag geleerd.
Lisa is vorig jaar tandarts geworden.

Slide 3 - Sleepvraag

Trema
Een trema gebruik je:
• in het meervoud van zelfstandige naamwoorden op -ee en -ie:
reeën, categorieën, bacteriën.
• als je in één woord twee klinkers niet als één klank mag lezen:
ruïne, vacuüm, beïnvloeden, havoër.
Dus géén trema op: buiig, beoefenen, financieel.


Je schrijft het trema op de plek waar de nieuwe lettergreep begint.




Slide 4 - Tekstslide

Trema?
poeziealbum
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag

Trema?
industriele
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Trema?
financieel
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Apostrof
ls je wilt zeggen van wie of wat iets is, schrijf je een -s achter het woord:
Daans tas, Mounirs agenda, een Amsterdams paaltje.

Achter woorden die op een lange klinker eindigen die je met één letter schrijft, gebruik je een apostrof voor de -s:
Emma’s rugzak, HEMA’s aanbieding, Gaby’s agenda, Otto’s fiets.








Slide 8 - Tekstslide

Apostrof
Maar: Annes rugzak, Malous agenda.

Als een woord op een sis-klank eindigt, gebruik je alleen een apostrof:
Max’ rugzak, Liz’ agenda, Mitch’ fiets.







Slide 9 - Tekstslide

Apostrof
Gebruik ook een apostrof:
• in het meervoud van een zelfstandig naamwoord dat op een lange klinker eindigt die je met één letter schrijft: auto’s, baby’s, de Bahama’s,
maar: etappes, etages.
• na cijfers, afkortingen en afleidingen:
vwo’er, A4’tje, mp3’tje.
• als je letters weglaat:
Ik hoop dat ’t niet zo hard regent vandaag.







Slide 10 - Tekstslide

Waar is de apostrof goed geplaatst?
A
Lex's zusje
B
Lexs zusje
C
Lex' zusje

Slide 11 - Quizvraag

Welke spelling is correct?
A
taxis
B
taxi's

Slide 12 - Quizvraag

Welke spelling is correct?
de fiets van Louis
bezitsvorm die eindigt op sisklank krijgt apostrof
(s, z, x)
A
Louis' fiets
B
Louis's fiets
C
Louis fiets
D
Louiss fiets

Slide 13 - Quizvraag

met apostrof 
zonder apostrof
met trema
zonder trema
Beatrix hoed
elektricien
olien
Wims dagboek
naief
Frits fiets
A4 tje
s Gravenhage

Slide 14 - Sleepvraag

Accent
Een accent zorgt ervoor dat je een woord op de juiste manier leest en uitspreekt: café, hé!, frêle.
In het Nederlands kennen we drie accenttekens, afkomstig uit het Frans:
accent aigu (streepje naar rechts): cliché.
accent grave (streepje naar links): barrière.
accent circonflexe (dakje): crêpe.
Met een accent aigu kun je ook nadruk op een woord leggen:
Deze shampoo is hét middel om van uw roos af te komen!





Slide 15 - Tekstslide

é
ê
accent aigu 
accent grave
accent circonflexe
è

Slide 16 - Sleepvraag

accent aigu
A
décolleté
B
crèche
C
enquête

Slide 17 - Quizvraag

accent grave
A
décolleté
B
crèche
C
enquête

Slide 18 - Quizvraag

Huiswerk:
4.8 spelling opdracht 2 (alleen de mail verbeteren), 5ab, 6, 7, 8, 

Slide 19 - Tekstslide