Klas 3 - LS - Unité 4 - oefenen met ww devoir, partir, sortir

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Klas 3 - LS - Unité 4 

oefenen met de werkwoorden devoir, partir, sortir

Ik moest

1. présent
2. imparfait
3. passé composé
4. futur

Jij zal moeten

1. présent
2. imparfait
3. passé composé
4. futur

hij heeft (ge)moeten

1. présent
2. imparfait
3. passé composé
4. futur

Jullie moesten

hij moet

zij (vrl) zullen moeten

ik heb (ge)moeten

Wij moeten

men moest

jij zal moeten

wij hebben (ge)moeten

oefenen met ww devoir p.37

-présent

-passé composé

-imparfait

-futur

- il faut

verder oefenen met verbuga.eu

devoir (on, imp)

1. on deviez
2. on devoirait
3. on a dû
4. on devait

devoir (elles, futur)

1. elles doivent
2. elles doivront
3. elles devront
4. elles devrent

devoir (vous, p.c)

1. vous avons dû
2. vous avez devu
3. vous avez dû
4. vous deviez

devoir (tu, p)

1. tu devais
2. tu devait
3. tu dois
4. tu as dû

devoir (ils, imp)

1. ils devoiraient
2. ils devait
3. ils ont dû
4. ils devaient

devoir (nous, p.c)

1. nous avons dû
2. nous sommes dûs
3. vous avez dû
4. nous devions

devoir (ils, p)

1. ils doit
2. ils devent
3. il doient
4. ils doivent

Vertaal: jij zult moeten

Vertaal: jij hebt gemoeten

Vertaal: wij moeten

Vertaal: wij moesten

Il faut betekent:

1. jij moet
2. wij moeten
3. jullie moeten

Vertaal op twee manieren:
Jij moet leren.

Kies de juiste vertaling:
wij zullen vertrekken (futur)

1. nous partons
2. nous partions
3. nous sommes partis
4. nous partirons

Welke tijd is dit en hoe vertaal je de vorm?
nous partions

1. wij vertrekken (présent)
2. wij vertrokken (imparfait)

Vertaal:
ik vertrek (présent)

Vertaal:
Elisa is vertrokken (passé composé)
Let op: 'partir' zit in het etre-huis!

Noem nog (minimaal) drie andere werkwoorden
die met ETRE gaan in de PASSÉ COMPOSÉ

Vertaal:
jij zult vertrekken (futur)

Vertaal:
wij zullen vertrekken (futur)

Vertaal:
zij vertrokken (imparfait)

Vertaal:
u vertrekt (présent)

Vertaal:
ik ben vertrokken (p.c.)
Let op: een jongen zegt dit....

Wat betekent 'sortir'?

1. uitgaan
2. vertrekken
3. moeten
4. slapen

Welke tijd is de vorm:
elle sortira

1. présent
2. imparfait
3. passé composé
4. futur

Welke tijd is de vorm:
elle sortait

1. présent
2. imparfait
3. passé composé
4. futur

Wat betekent de vorm:
on sort

1. men gaat uit (en ook: wij gaan uit)
2. hij gaat uit
3. zij gaat uit

ON SORT is een vorm van de PRÉSENT
De PRÉSENT is een ...

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd

De tijd waarmee je over de toekomst praat heet FUTUR.
De basis is meestal het hele werkwoord + de uitgangen...

1. ai - as - a - ons - ez - ont
2. ais - ais - ait - ions - iez - aient

Wat betekent de vorm:
ils sortiront

1. zij gingen uit
2. zij gaan uit
3. zij zullen uitgaan

Vertaal de vorm in het Frans:
zij gaan uit (présent)

Vertaal de vorm in het Frans:
zij gingen uit (imparfait)

Vertaal de vorm in het Frans:
zij zijn uitgegaan (p.c.)

Om de IMPARFAIT van een ww te maken, neem je een vorm van de PRÉSENT als basis, nl

1. de je-vorm waar je de uitgang afhaalt
2. de tu-vorm waar je de uitgang afhaalt
3. de nous-vorm waar je de uitgang afhaalt

De basis van de imparfait van DEVOIR, is dus
(nous) DEV-(ons)
Geef nu alle vormen van de imparfait van devoir!