Hoofdstuk 2, paragraaf 1 en 2

Het gevangenendilemma

Het gevangenendilemma (prisoners’ dilemma) is een klassiek voorbeeld uit de speltheorie.

Er is sprake van een gevangenenprobleem als er een uitkomst ontstaat die voor beide slechter is dan een alternatieve cel.

Of, wanneer er een cel bestaat die voor minstens een beter is dan het evenwicht zonder dat de ander slechter af is.

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Het gevangenendilemma

Het gevangenendilemma (prisoners’ dilemma) is een klassiek voorbeeld uit de speltheorie.

Er is sprake van een gevangenenprobleem als er een uitkomst ontstaat die voor beide slechter is dan een alternatieve cel.

Of, wanneer er een cel bestaat die voor minstens een beter is dan het evenwicht zonder dat de ander slechter af is.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Voorbeeld Jumbo & Albert Heijn

Is er in het voorbeeld van de Jumbo en de Albert Heijn sprake van een gevangenendilemma?




.....................................................................................................................................................................................................

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld Jumbo & Albert Heijn

Is er in het voorbeeld van de Jumbo en de Albert Heijn sprake van een gevangenendilemma?




Nee, er is geen cel die voor allebei beter is dan het evenwicht.

Slide 4 - Tekstslide

Gevangenendilemma
Het Nash-evenwicht is voor beide spelers nadelig. Er is een cel waarbij beide spelers beter af zouden zijn, maar door eigen belang komen ze niet in die cel terecht. 

Slide 5 - Tekstslide

Dominante keuze

Het maakt niet uit wat action4U doet, termin8or gaat SOWIESO altijd meedoen met korting (280>250 & 350>300)


Slide 6 - Tekstslide

Dominante strategie
Een van beide partijen (of beide) gaat altijd voor een bepaalde keuze gaat, ongeacht de keuze van de ander.

Slide 7 - Tekstslide

Zijn er in het volgende voorbeeld dominante strategieën?

Overleg!



Slide 8 - Tekstslide

Zijn er in het volgende voorbeeld dominante strategieën?






Speler A gaat altijd voor keuze 1 (6>5 & 8>6)

Speler B gaat altijd voor keuze 2 (12>10 & 14>12)



Slide 9 - Tekstslide

Collectieve goederen

De kenmerken van collectieve goederen waren dat je er niemand van kunt uitsluiten en dat door de consumptie van het goed door één persoon er niet minder overblijft voor een ander.

Als één persoon het ‘koopt’, betekent dit dat een ander er ook voordeel van heeft (non-rivaliteit).

Slide 10 - Tekstslide

Collectieve goederen
Goederen die door de overheid worden geleverd en voor iedereen beschikbaar zijn. Niemand is uitsluitbaar en niet rivaliserend --> Dijken, Straatverlichting, defensie, politie
  • Door de overheid geproduceerd
  • Niet in individuele eenheden te splitsen
  • Niet mogelijk een individuele prijs voor een goed in rekening te brengen

Slide 11 - Tekstslide





Gerda en Leslie willen een Dijk aanleggen tegen hoog water

De dijk wordt niet aangelegd (Zie evenwicht)

Als één van de twee betaalt, heeft de ander daar ook profijt van, zonder dat zij daarvoor hoeft te betalen.

Dit is het meeliftgedrag. Dit zorgt ervoor dat mensen nooit zelf voor collectieve goederen zullen zorgen.

Slide 12 - Tekstslide

Maakwerk
Hoofdstuk 1, paragraaf 3, vraag 2,3 en 4
Hoofdstuk 2, paragraaf 1, vraag 3,4,5,6
Hoofdstuk 2, paragraaf 2, vraag 1,2,3,4 en 6
Hoofdstuk 2, paragraaf 3, vraag 1,2,3,4,5

Slide 13 - Tekstslide