Werk en Werkloosheid H1

H1 W&W
werk en werkloosheid
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H1 W&W
werk en werkloosheid

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik
In een evenwichtssituatie Q= 6 miljoen, L= €30

Werkgeverssurplus = BDR

Werknemerssurplus = BDA

Bij het evenwichtsloon is de som van het werknemerssurplus en het werkgeverssurplus maximaal.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning

  • P/A ratio
  • Participatiegraad
  • Afsluiting



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Albert is 62. Sinds zijn werkgever vorig jaar failliet ging, is hij op zoek naar een nieuwe baan.
Daan is 36 en zorgt voor de kinderen en het huishouden. Zijn vriendin heeft een voltijdbaan.

Wie van hen is werkloos?
A
Geen van beiden
B
Alleen Albert
C
Alleen Daan
D
Albert en Daan

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voltijd en deeltijd werken


Voltijd is tussen 36 en 40 uur per week (CAO afhankelijk)


Deeltijd is minder dan 36 uur per week

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkgelegenheid: p/a-ratio
Werkgelegenheid is lastig te vergelijken tussen landen, want Nederland biedt misschien 2x 20 uurs functie aan, terwijl diezelfde baan in het buitenland in 1x 40 uur wordt aangeboden. 
Heb je dan in Nederland meer werkgelegenheid ?

Nee, daarom kijken we naar volledige banen in een land (heet ook wel een FTE of arbeidsjaar) en gebruiken we hier de p/a-ratio (personen/arbeidsjaren-ratio) voor.

Voorbeeld: Als er 10 mln mensen samen 9 mln arbeidsjaren vullen, is de p/a-ratio: 10mln / 9mln = 1,1. De werkgelegenheid van 1,1 personen is hier gelijk aan 1 arbeidsjaar.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er met de p/a-ratio als er veel deeltijd banen zijn zoals in Nederland ?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1 arbeidsjaar is gelijk aan
A
2 deeltijdbanen
B
een fulltime baan
C
48 weken van 40 uur
D
een baan in een fabriek

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer neemt de participatiegraad toe? (meerdere antwoorden goed)
A
Wanneer mensen meer deeltijd kunnen werken
B
Wanneer de pensioenleeftijd wordt verhoogd
C
Wanneer jongeren langer door studeren
D
Wanneer de pensioenleeftijd omlaag gaat

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem twee voorbeelden van personen die in de niet-actieven groep behoren:

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Participatiegraad

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van een land is het volgende gegeven: Wat is de bruto participatiegraad?
A
67%
B
81,3%
C
50%.
D
60%

Slide 15 - Quizvraag

(6.000.000 / 8.000.000) x 100% = 75%

Vraag afkomstig uit LWEO Werk en Werkloosheid, 1e druk, vraag 1.14
Wie horen WEL tot de beroepsbevolking?
A
schoolgaande jongeren
B
Werkende ouderen ouder dan 67
C
onvrijwillig werklozen
D
Migranten zonder verblijfsvergunning

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Te laag een probleem?
Een lage participatiegraad geeft aan dat er in een land betrekkelijk veel mensen niet kunnen of willen werken.

 
Hoewel niet al die mensen een uitkering krijgen, is zoiets tóch een probleem.
De beroepsbevolking is kleiner dan nodig. Een kleine beroepsbevolking leidt eerder tot een krappe arbeidsmarkt en daarmee tot relatief hoge loonkosten.

Bovendien is het voor bedrijven op een krappe arbeidsmarkt moeilijk om geschikt personeel te vinden.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de participatiegraad:
(gebruik %)

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn er nog vragen?

Slide 19 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies