werk en werkloosheid hoofdstuk 1

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Juist of onjuist?
Wanneer de p/a-ratio stijgt, stijgt het gemiddeld aantal uren per week dat de werknemer werkt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

p/a-ratio = aantal werkzame personen / aantal voltijds arbeidsjaren dat wordt vervuld

-> Als meer mensen parttime gaan werken, dan gaat de p/a-ratio
A
omhoog
B
omlaag
C
niet veranderen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De p/a-ratio van de Nederlandse vrouwen is hoger dan die van de Nederlandse mannen. Deze uitspraak betekent dat ...
A
er in verhouding meer vrouwen werkloos zijn dan mannen.
B
vrouwen gemiddeld meer vakantiedagen hebben dan mannen.
C
vrouwen gemiddeld meer in deeltijd werken dan mannen
D
vrouwelijke fulltimers gemiddeld korter werken dan mannen.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van een land is het volgende gegeven: De p/a-ratio is:
A
1,1
B
1,2
C
1,3
D
1,8

Slide 11 - Quizvraag

P/a-ratio bereken je door aantal werkzame personen te delen door het aantal arbeidsjaren. Er werken 6.000.000 - 500.000 = 5.500.000 mensen. Er zijn 5.000.000 arbeidsjaren. P/a-ratio is dus 5.500.000 / 5.000.000 = 1,1

Vraag afkomstig uit LWEO Werk en Werkloosheid, 1e druk, vraag 1.15

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies











(bruto) participatiegraad = beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking x 100%
(bruto) participatiegraad = 9,2 mln / 13,1 mln x 100% = 70,2%

netto participatiegraad = werkzame deel beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking x 100%
netto participatiegraad = 8,9 mln / 13,1 mln x 100% = 67,9%


17,5mln
13,1mln
>75
2mln
2,4mln
9,2mln
3,8mln
8,9mln
0,3mln
verschil ?
Het verschil in de netto participatiegraad en de 'gewone' (bruto) participatiegraad zit erin dat de werklozen niet meetellen bij de netto participatiegraad. Alleen de werkenden tellen tov de beroepsgeschikte bevolking (15-74jr)
niet-beroepsbevolking
participatiegraad
               70,2%
netto participatiegraad
               67,9%

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk antwoord is juist?
De participatiegraad stijgt als:
A
Fulltimers in deeltijd gaan werken.
B
Het aantal werklozen daalt.
C
De vergrijzing van de bevolking afneemt.
D
De AOW-gerechtigde leeftijd wordt verlaagd naar 60 jaar.

Slide 18 - Quizvraag

Het zit hem in het feit dat niet iedereen die deel uitmaakt van de potentiële beroepsbevolking ook deel uitmaakt van de beroepsbevolking.
De participatiegraad stijgt als de beroepsbevolking meer stijgt dan de potentiële beroepsbevolking.
Door de AOW-leeftijd te verlagen daalt de potentiële beroepsbevolking meer dan de beroepsbevolking, dus stijgt de participatiegraad.

Vraag afkomstig uit LWEO Werk en Werkloosheid, 1e druk, vraag 1.13
Het aantal personen tussen 15 en 67 jaar is 11.200.000. Het aantal 67+ is 2.300.000. Het aantal mensen dat wil en kan werken is 6.600.000. Hoe hoog is de participatiegraad?
A
58,9%
B
20,5%
C
48,9%
D
74,2%

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is GEEN goede manier om de participatiegraad te vergroten:
A
de kinderopvang subsidiëren
B
deeltijdwerk makkelijker maken
C
lonen verhogen
D
AOW-leeftijd verlagen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De participatiegraad bereken je door..
A
beroepsbevolking/ alle nederlanders x 100%
B
beroepsgeschikt/ beroepsbevolking x 100%
C
beroepsbevolking/ potentiele beroepsbevolking x 100%
D
werkenden/ beroepsbevolking x 100%

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is juist?

De participatiegraad stijgt als...
A
de AOW-gerechtigde leeftijd wordt verlaagd naar 60 jaar.
B
fulltimers in deeltijd gaan werken.
C
de vergrijzing van de bevolking afneemt.
D
het aantal werklozen daalt.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb het lesdoel gehaald
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Deze slide heeft geen instructies