(1) Grammatica: telwoord

10 minuten lezen
timer
10:00
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weekplanning
Grammatica woordsoorten H4: Telwoord

Grammatica woordsoorten H5: Woordsoorten

Schrijven H1: een zakelijke e-mail schrijven

Vandaag

Les 2, week 12


Les 3, week 12

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag 

  1. Hoe zat het ook alweer met...
  2. Lesdoel
  3. Grammatica: telwoorden
  4. Zelf aan de slag
  5. Wat heb je geleerd?

Slide 3 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
Wat is het ZWW
Mijn moeder heeft een nieuw jasje gekocht.
A
heeft (zitten)
B
gekocht (staan)
C
heeft gekocht (op tafel zitten)

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke zin zit het ZWW
A
De man is lief. (bij de deur staan)
B
De jongens zijn erg irritant. (staan)
C
Het hondje is vies. (zitten)
D
De meiden doen graag yoga. (zitten op tafel)

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het HWW?
Ik wil later dokter worden.
A
ik (staan)
B
wil (zitten)
C
dokter (bij de deur staan)
D
worden (zitten op tafel)

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is het KWW?
zij bleken toch gezellig te zijn.
A
gezellig (zitten op tafel)
B
te zijn (bij de deur staan)
C
bleken (staan)
D
zijn (zitten)

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammatica taalkundig ontleden
  • Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
  • Koppel- of hulpwerkwoord
  • Werkwoorden: zww, kww en hww
  • Telwoorden
  • Voegwoorden
  • Werkwoorden  in samengestelde zinnen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen grammatica taalkundig ontleden
  • Je kunt persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen
  • Je kunt koppel- of hulpwerkwoorden herkennen
  • Je kunt zelfstandige, koppel- en hulpwerkwoorden herkennen
  • Je kent het verschil tussen hoofd- en rangtelwoorden en kunt deze herkennen
  • Je weet wat neven- en onderschikkende voegwoorden zijn en kunt deze herkennen
  • Je kunt zelfstandige werkwoorden, koppel- en hulpwerkwoorden herkennen  in samengestelde zinnen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel vandaag
  • Je kent het verschil tussen hoofd- en rangtelwoorden en kunt deze herkennen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Telwoorden
Een telwoord (tw) geeft een hoeveelheid of een volgorde aan.
Er zijn twee soorten telwoorden.

  • Een hoofdtelwoord (htw)

  • Een rangtelwoord (rtw)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Telwoorden

Hoofdtelwoorden 
Bepaald 
Onbepaald
Telwoorden

Rangtelwoorden
Bepaald
Onbepaald

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bepaalde telwoorden en onbepaalde telwoorden.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weekwerk grammatica 
Waar? 
Bladzijde 120-121

Welke opdrachten?
1, 3 en 4. 
Al klaar? Opdracht 2

timer
13:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1
  • 1 middelste = rangtelw; twee = hoofdtelw
  • 2 Hoeveelste = rangtelw
  • 3 drie = hoofdtelw; halve = hoofdtelw; wat = hoofdtelw
  • 4 meeste = hoofdtelw; zevende = rangtelw; veel = hoofdtelw

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 3
  • 1 sommige = onbep.hoofdtelw; twintigste = bep.rangtelw
  • 2 zoveelste = onbep.rangtelw
  • 3 10 = bep.hoofdtelw; laatste = onbep.rangtelw
  • 4 alle = onbep.hoofdtelw; een = bep.hoofdtelw; twee = bep.hoofdtelw; derde = bep.rangtelw
  • 5 enkele = onbep.hoofdtelw; eerste = bep.rangtelw

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Telwoorden
Wat weet je hier nu over?
  • 4 soorten, namelijk hoofdtelwoord bepaald en onbepaald/rangtelwoord bepaald en onbepaald
  • Voorbeeld bepaald hoofdtelwoord: zes
  • Voorbeeld onbepaald hoofdtelwoord: veel/weinig
  • Voorbeeld bepaald rangtelwoord: zesde
  • Voorbeeld onbepaald rangtelwoord: laatste

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies