Hard water bevat een hoge concentratie calcium- en/of magnesium-ionen. (Ca2+ en/of Mg2+)
4 verschillende manieren om van hard water zacht water te maken:
Verhitten
Ontharder toevoegen
Ionen wisselaar gebruiken
Ontharden met groene zeep
Slide 7 - Tekstslide
Water ontharden: 1. verhitten
Bij het koken van water ontstaat kalkaanslag (ketelsteen), maar het water wordt wel zachter.
Slide 8 - Tekstslide
Water ontharden: 2. Ontharder toevoegen
Een ontharder bevat een negatief ion dat met Ca2+ een slecht oplosbaar zout vormt (neerslagreactie).
De neerslag kan je met filtratie verwijderen.
Slide 9 - Tekstslide
Water ontharden: 3. Ionenwisselaar gebruiken
Een ionenwisselaar kan ionen tegen elkaar uitwisselen.
Na enige tijd wisselen.
Slide 10 - Tekstslide
Water ontharden: 4. groene zeep
Groene zeep schuimt slecht in hard water. De calciumionen reageren met de zeep-ionen.
Groene zeep is natriumstearaatoplossing: Na+ (aq) + C17H35COO- (aq)
Reactievergelijking:
Ca2+ (aq) + 2 C17H35COO- (aq) --> Ca(C17H35COO)2 (s)
De gevormde neerslag: kalkzeep
Slide 11 - Tekstslide
Schadelijke stoffen
MAC-waarde: maximaal aanvaardbare concentratie.
In drinkwater wordt er rekening gehouden met de concentratie van de stoffen.
Slide 12 - Tekstslide
Nakijken: 4, 6, 10, 11 en 12 (vanaf blz 221)
12c hoef je niet te maken.
Slide 13 - Tekstslide
4
a) maximale aanvaardbare concentratie van een stof
b) van giftige stoffen
Slide 14 - Tekstslide
6
Verhitten, waardoor calciumcarbonaat vooraf al neerslaat.
Ontharder toevoegen, die calcium-ionen wegneemt.
Ionenwisselaar gebruiken, die calcium-ionen uitwisselt tegen natrium-ionen.
Groene zeep toevoegen, die met calcium-ionen tot kalkzeep neerslaat.
Slide 15 - Tekstslide
10
De maximaal toegestane hoeveelheid pesticiden is veel lager dan die van ijzer. Pesticiden zijn dus veel giftiger dan ijzer..
Slide 16 - Tekstslide
11
a) kalkzeep
b) B
c) Keukenzout is NaCl. Magnesium-ionen en calcium-ionen vormen een goed oplosbaar zout met chloride-ionen. Dus keukenzout kun je niet gebruiken.
Slide 17 - Tekstslide
12
a) C
b) Volgens BINAS tabel 40 zijn oplosbare kwikverbindingen zeer giftig. Van deze stoffen mogen er slechts geringe hoeveelheden in drinkwater aanwezig zijn.
c) -
d) 200 mL = 0,2 L
In drie glazen drinkwater mag dus maximaal 3 × 0,2 × 0,001 = 0,0006 mg kwik-ionen aanwezig zijn.
Slide 18 - Tekstslide
9.6 Een zout herkennen
Slide 19 - Tekstslide
Om een bepaald zout of zoutoplossing te herkennen, kun je het volgende doen:
Onderzoek de oplosbaarheid van het zout.
Hulpmiddel: oplosbaarheidstabel
Kijk of je het zout/de zoutoplossing aan zijn/haar kleur herkent.
Koperzouten zijn vaak blauw gekleurd.
Koperzoutoplossing heeft een blauwe kleur. Cu2+ ionen zorgen daarvoor.
Kijk of je ionsoorten herkent met behulp van een neerslagreactie.
Slide 20 - Tekstslide
Voorbeeld: Natriumfosfaat of natriumsulfaat?
Oplosbaarheid?
Beide zouten zijn goed oplosbaar
Kleur?
Beide zouten géén typerende kleur waaraan je het zout kan herkennen.
Neerslagreactie?
Op zoek naar een zoutoplossing waar de ene oplossing wel een neerslag veroorzaakt en met de andere niet.
Slide 21 - Tekstslide
Voorbeeld: Natriumfosfaat of natriumsulfaat?
Neerslagreactie:
Slide 22 - Tekstslide
Voorbeeld: Natriumfosfaat of natriumsulfaat?
Neerslagreactie:
Slide 23 - Tekstslide
Vlamkleuring
Je kunt ionsoorten ook herkennen aan een karakteristieke vlamkleuring.
Deze kun je zichtbaar maken door de metaalzouten in een vlam te houden.
Natriumionen --> gele vlam
Bariumionen --> geelgroen
BINAS tabel 38
Slide 24 - Tekstslide
Maken: 2 t/m 8 (blz 231)
Klaar? maak ook 9 en 10
Slide 25 - Tekstslide
2
Kopernitraat
Slide 26 - Tekstslide
3
a) B
b) Brandstof: alle natrium is opgebrand.
Slide 27 - Tekstslide
4
Maikel probeert beide zouten in water op te lossen.
Het magnesiumchloride lost op en geeft een kleurloze heldere oplossing.
Het ijzer(II)fosfaat lost niet op, waardoor een troebel mengsel (suspensie) wordt gevormd.
Slide 28 - Tekstslide
5
A
Slide 29 - Tekstslide
6
Alleen Fatmanur gebruikt een juiste methode, want door het toevoegen van magnesium-ionen ontstaat een neerslag met de carbonaat-ionen en niet met de sulfaat-ionen. Daarmee toon je de eventuele aanwezigheid van de carbonaat-ionen aan.
Als je natriumchloride zou toevoegen, ontstaat er geen neerslag met de carbonaat-ionen, dus kun je de aanwezigheid hiervan ook niet aantonen.
Slide 30 - Tekstslide
7
a) D
b) B
c) A
d) A
Slide 31 - Tekstslide
8
a) Cu2+-ionen / koperionen
b) een carbonaatzout, bijvoorbeeld natriumcarbonaat, of een fosfaatzout, bijvoorbeeld natriumfosfaat