V3 Taalverzorging 3 Stijlfiguren deel 2


Welkom a3t!


Taalverzorging 3
Stijlfiguren deel 2
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Welkom a3t!


Taalverzorging 3
Stijlfiguren deel 2

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Leerwerkcheck taalverzorging 1, 2 en 3 (deel 1)
  2. Taalverzorging 3 Stijlfiguren deel 2
  3. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Bij welke woorden moet je extra opletten met betrekking tot de spellingcontrole?
A
bijvoeglijke naamwoorden
B
homoniemen
C
samenstellingen
D
synoniemen

Slide 4 - Quizvraag

Welke foute formulering ziet de spellingcontrole niet?
A
incongruentie
B
samengestelde zinnen
C
beknopte bijzin
D
samentrekking

Slide 5 - Quizvraag

Leg uit welke fout er gemaakt wordt en waarom de spellingcontrole het niet als fout herkent.

Wordt jij nou nooit eens moe van al dat gamen?

Slide 6 - Open vraag

Leg uit welke fout er gemaakt wordt en waarom de spellingcontrole het niet als fout herkent.

Ik zou niet naar die auto garage gaan, ze leveren daar slechte service.

Slide 7 - Open vraag

Tot welke categorie behoort het stijlfiguur repetitio?
A
herhalingen en opsommingen
B
overdrijvingen en nuanceringen

Slide 8 - Quizvraag

Tot welke categorie behoort het stijlfiguur hyperbool?
A
herhalingen en opsommingen
B
overdrijvingen en nuanceringen

Slide 9 - Quizvraag

Tot welke categorie behoort het stijlfiguur tricolon?
A
herhalingen en opsommingen
B
overdrijvingen en nuanceringen

Slide 10 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Ik heb het bed, de kamer en het huis verlaten.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
tricolon
D
climax

Slide 11 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Ik ben in een seconde terug.
A
understatement
B
repetitio
C
anafoor
D
hyperbool

Slide 12 - Quizvraag

Doel: Je leert wat stijlfiguren zijn en hoe je zin een tekst kunt inzetten.

Slide 13 - Tekstslide

 Tegenstellingen en ontkenningen
  • antithese (= samenvoeging van tegengestelde woorden) Heel veel vakantie, voor heel weinig geld!  
  • paradox (= schijnbare tegenstelling) Roeien is een sport waarbij je, als je hard traint, snel achteruit gaat. 
  • litotes (= omschrijving van een woord door het ontkennen van het tegenovergestelde) Mediamarkt, ik ben toch niet gek! 

Slide 14 - Tekstslide

Tegenstellingen en ontkenningen
  • retorische vraag (= een vraag waar het antwoord al in de vraag zit en het niet de bedoeling is dat er een antwoord gegeven wordt) Hoe vaak moet ik het nu nog zeggen?
  • chiasme (kruisstelling) (= in een tegengestelde volgorde plaatsen van overeenkomstige elementen in twee zinnen/zinsdelen) Je moet niet leven om te werken, maar werken om te leven.

Slide 15 - Tekstslide

Welk stijlfiguur?

Wij bieden de grootste cadeaus voor de kleinste prijzen aan.
A
antithese
B
paradox
C
litotes
D
retorische vraag

Slide 16 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Dat was niet erg slim van je!
A
antithese
B
paradox
C
litotes
D
retorische vraag

Slide 17 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Naarmate de kennis toeneemt, weet men steeds minder.
A
antithese
B
paradox
C
litotes
D
chiasme

Slide 18 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Hebben we u ooit de verkeerde kant op gestuurd?
A
retorische vraag
B
paradox
C
litotes
D
antithese

Slide 19 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Voetballen is simpel. Het moeilijkste wat er echter is, is simpel voetballen.
A
antithese
B
paradox
C
litotes
D
chiasme

Slide 20 - Quizvraag

Spot
  • ironie (= milde spot: het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt)  Ik hoop dat je het niet erg vindt dat ik vast ben begonnen.
  • sarcasme ( = bijtende spot: bedoeld om te kwetsen) Ga vooral zo door, dan kom je er wel. 
  • cynisme (= verbitterde spot: niet meer gevolgen in goede bedoelingen) Ik kan beter een stel apen gaan les geven. Die snappen het nog eerder.

Slide 21 - Tekstslide

Welk stijlfiguur?

Specialist: "Eerst het goede nieuws: er zal een ziekte naar u genoemd worden."
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme

Slide 22 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Je hebt je zaken wel goed geleerd, moet ik zeggen!
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme

Slide 23 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Je bent helemaal klaar voor het Eurovisiesongfestival.
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme

Slide 24 - Quizvraag



De gemeente Amsterdam gebruikte lange tijd een stijlfiguur als slogan voor de stad. Dit stijlfiguur heet een apokoinou. Leg met behulp van de foto uit wat een apokoinou is.

Slide 25 - Woordweb

Bedenk een reclameslogan voor de nieuwe frisdrank Sparklez.
Gebruik een stijlfiguur uit deze les (antithese, paradox, litotes, retorische vraag, chiasme).

Slide 26 - Open vraag

Welk stijlfiguur?

Nimmer noch gingen gouden ogen zo ver
in het blinkende woud hurken de rovers
A
ironie
B
hyperbool
C
apokoinou
D
climax

Slide 27 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Daar ben ik niet blij mee.
A
sarcasme
B
litotes
C
repetitio
D
anticlimax

Slide 28 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Zonder mij zonder mij uit
zonder mij uit tot huid
zonder u uit tot huid
zonder mij zonder mij uit
A
anafoor
B
sarcasme
C
eufemisme
D
chiasme

Slide 29 - Quizvraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: woensdag 23 oktober
  • Huiswerk: leesboek uit
  • Meenemen: LAPTOP en leesboek
  • Programma: Herhaling taalverzorging 1 t/m 3
  • LET OP: woensdag 23 oktober repetitie!

Slide 30 - Tekstslide