V3 Taalverzorging 3 Stijlfiguren deel 2.teams

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Leerwerkcheck taalverzorging 1, 2 en 3 (deel 1)
  2. Huiswerk nakijken, opdr 3 en opdr 6
  3. Taalverzorging 3 Stijlfiguren deel 2
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Bij welke woorden moet je extra opletten met betrekking tot de spellingcontrole? C
A
bijvoeglijke naamwoorden
B
homoniemen
C
samenstellingen
D
synoniemen

Slide 4 - Quizvraag

Welke foute formulering ziet de spellingcontrole niet?
A
A
incongruentie
B
samengestelde zinnen
C
beknopte bijzin
D
samentrekking

Slide 5 - Quizvraag

Leg uit welke fout er gemaakt wordt en waarom de spellingcontrole het niet als fout herkent.

Wordt jij nou nooit eens moe van al dat gamen?

Slide 6 - Open vraag

Leg uit welke fout er gemaakt wordt en waarom de spellingcontrole het niet als fout herkent.

Ik zou niet naar die auto garage gaan, ze leveren daar slechte service.

Slide 7 - Open vraag

Tot welke categorie behoort het stijlfiguur repetitio?
A
A
herhalingen en opsommingen
B
overdrijvingen en nuanceringen

Slide 8 - Quizvraag

Tot welke categorie behoort het stijlfiguur hyperbool?
B
A
herhalingen en opsommingen
B
overdrijvingen en nuanceringen

Slide 9 - Quizvraag

Tot welke categorie behoort het stijlfiguur tricolon?
A
A
herhalingen en opsommingen
B
overdrijvingen en nuanceringen

Slide 10 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Ik heb het bed, de kamer en het huis verlaten.
C
A
eufemisme
B
hyperbool
C
tricolon
D
climax

Slide 11 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Ik ben in een seconde terug.
D
A
understatement
B
repetitio
C
anafoor
D
hyperbool

Slide 12 - Quizvraag

Huiswerk, nakijken opdr 3 &6 blz 44-45
3. Het gaat om de stijlfiguur hyperbool (loodzware race) en understatement (niet slecht).

6a. Gastarbeider-immigrant-allochtoon-Nederlander met migratie-achtergrond.

6b. Eufemisme

6c. De oude benamingen werkten stigmatiserend en waren niet precies genoeg. De overheid wil voorkomen dat mensen zich gekwetst voelen door bepaalde benamingen.

Stigmatiseren, een groep mensen met gemeenschappelijke en afwijkende kenmerken en/of gedragingen labelen, veroordelen en uitsluiten

Slide 13 - Tekstslide

Doel: Je leert wat stijlfiguren zijn en hoe je zin een tekst kunt inzetten.

Slide 14 - Tekstslide

 Tegenstellingen en ontkenningen
  • antithese (= samenvoeging van tegengestelde woorden) Heel veel vakantie, voor heel weinig geld!  
  • paradox (= schijnbare tegenstelling) Roeien is een sport waarbij je, als je hard traint, snel achteruit gaat. 
  • litotes (= omschrijving van een woord door het ontkennen van het tegenovergestelde) Mediamarkt, ik ben toch niet gek! 

Slide 15 - Tekstslide

Tegenstellingen en ontkenningen
  • retorische vraag (= een vraag waar het antwoord al in de vraag zit en het niet de bedoeling is dat er een antwoord gegeven wordt) Hoe vaak moet ik het nu nog zeggen?
  • chiasme (kruisstelling) (= in een tegengestelde volgorde plaatsen van overeenkomstige elementen in twee zinnen/zinsdelen) Je moet niet leven om te werken, maar werken om te leven.

Slide 16 - Tekstslide

Welk stijlfiguur?
Wij bieden de grootste cadeaus voor de kleinste prijzen aan.
A
A
antithese
B
paradox
C
litotes
D
retorische vraag

Slide 17 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Dat was niet erg slim van je!
C
A
antithese
B
paradox
C
litotes
D
retorische vraag

Slide 18 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?
Naarmate de kennis toeneemt, weet men steeds minder.
B
A
antithese
B
paradox
C
litotes
D
chiasme

Slide 19 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Hebben we u ooit de verkeerde kant op gestuurd?
A
A
retorische vraag
B
paradox
C
litotes
D
antithese

Slide 20 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Voetballen is simpel. Het moeilijkste wat er echter is, is simpel voetballen. D
A
antithese
B
paradox
C
litotes
D
chiasme

Slide 21 - Quizvraag

Spot
  • ironie (= milde spot: het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt)  Ik hoop dat je het niet erg vindt dat ik vast ben begonnen.
  • sarcasme ( = bijtende spot: bedoeld om te kwetsen) Ga vooral zo door, dan kom je er wel. 
  • cynisme (= verbitterde spot: niet meer geloven in goede bedoelingen) Ik kan beter een stel apen gaan les geven. Die snappen het nog eerder.

Slide 22 - Tekstslide

Welk stijlfiguur?

Vandaag ben je maar vijf minuten te laat, de vlag mag uit, hoera! A/B
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme

Slide 23 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Hij zit uitsluitend in de commissie, omdat hij zo graag voorzitter wil spelen. C
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme

Slide 24 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Een glas water? Nou, nou, jij bent wel veeleisend, hoor. A
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme

Slide 25 - Quizvraag



De gemeente Amsterdam gebruikte lange tijd een stijlfiguur als slogan voor de stad. Dit stijlfiguur heet een apokoinou. Leg met behulp van de foto uit wat een apokoinou is.

Slide 26 - Woordweb

Apokoinou
Komt van het Griekse apo= vanaf, Koinos=gemeenschappelijk
Stijlfiguur waarbij één element dienst doet als bestandsdeel van twee woordgroepen zinsdelen of zinnen, vaak door dichters gebruikt om de lezer te 'ontregelen'.
Hij schreeuwde hinderlijk om te horen
Hij schreeuwde hinderlijk of
Hinderlijk om te horen

Slide 27 - Tekstslide

Bedenk een reclameslogan voor je favoriete snoep/eten.
Gebruik een stijlfiguur uit deze les (antithese, paradox, litotes, retorische vraag, chiasme).

Slide 28 - Open vraag

Welk stijlfiguur?
Nimmer noch gingen gouden ogen zo ver
in het blinkende woud hurken de rovers.
C
A
ironie
B
hyperbool
C
apokoinou
D
climax

Slide 29 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Daar ben ik niet blij mee.
B
A
sarcasme
B
litotes
C
repetitio
D
anticlimax

Slide 30 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?

Zonder jou is alles killer
Zonder jou is het veel stiller
Zonder jou ben ik een giller
A
A
anafoor
B
sarcasme
C
eufemisme
D
chiasme

Slide 31 - Quizvraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: dinsdag 22 oktober

Slide 32 - Tekstslide