herhalen hoofdstuk 11

oefenen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de sterkste reductor?
A
Al
B
Fe²⁺
C
Cu
D
Au

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de sterkste oxidator?
A
Br₂
B
Al³⁺
C
Pb²⁺
D
Ag⁺

Slide 3 - Quizvraag

Welke van onderstaande reacties is een redoxreactie?
A
B
Mg+2H+Mg2++H2
C
D

Slide 4 - Quizvraag

Leg uit of koper de oxidator of de reductor is
A
Koper (s) is de oxidator want hij staat links van de pijl
B
Koper (s) is de reductor want hij staat links van de pijl
C
Koper (s) is de reductor want hij staat electronen af
D
Koper (s) is de oxidator want hij het is een metaal

Slide 5 - Quizvraag

Zie nevenstaande halfreacties voor de redoxreactie tussen aangezuurde kaliumpermanganaatoplossing en kaliumchloride-oplossing. Kun je deze halfreacties zo bij elkaar optellen en hoe licht je het antwoord toe?
A
nee, eerst halfreactie van oxidator x 5 en halfreactie van reductor x 2 (en deze omkeren natuurlijk)
B
nee, eerst halfreactie van oxidator x 2 en halfreactie van reductor x 5 (en deze omkeren natuurlijk)
C
ja, zolang je de halfreactie van de reductor eerst omkeert
D
ja, zolang je de halfreactie van de oxidator eerst omkeert

Slide 6 - Quizvraag

Zie nevenstaande beginstof en reactieproduct. Is er sprake geweest van een redoxreactie en hoe licht je het antwoord toe?
A
nee, voor en na de reactie zijn het nog steeds ijzerionen, dus geen redox
B
nee, het is allebei ijzersulfaat dus er was geen reactie
C
ja, de ijzerionen zijn van lading veranderd
D
ja, de ijzerionen uit de beginstof hebben elektronen opgenomen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de reductor en wat de oxidator in 6 H⁺ + 2 Cr → 3 H₂ + 2 Cr³⁺?
A
red.: Cr³⁺ ox.: H₂
B
red.: Cr ox.: H⁺
C
red.: Cr ox.: H₂
D
red.: Cr³⁺ ox.: H⁺

Slide 8 - Quizvraag


Hoe groot is delta Vo als je de volgende stoffen met elkaar laat reageren:  Cu2+    &     Fe
A
0,11 V
B
0,45 V
C
0,34 V
D
0,79 V

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel elektronen horen er waar in deze halfreactie te staan?
BiO+ + 2 H+         Bi (s) + H2O
A
rechts e-
B
links e-
C
links 3e-
D
rechts 3e-

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de coëfficiënt van H+ als onderstaande halfreactievergelijking kloppend is gemaakt?
...S2+...H2O...SO42+...H++...e
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 11 - Quizvraag

Bekijk de reactie: 2 K (s) + Cl2 (g) ---> 2 KCl (s)
Kalium is hier de
Kalium heeft elektronen 
(opgenomen of afgestaan) 
Hoeveel elektronen per atoom kalium?   

Chloor is hier de 
Chloor heeft elektronen 
(kies uit opgenomen of afgestaan) 
Hoeveel elektronen per molecuul chloor? 
oxidator
reductor
opgenomen
afgestaan
1
2
3
4
5
6

Slide 12 - Sleepvraag

Is het een oxidator, reductor of beide, sleep naar het juiste blok.
Oxidator
Oxidator & Reductor
Reductor
Ba
Al3+
Se
S2-
H+
Fe2+
Cu+
Zn

Slide 13 - Sleepvraag

Redoxreactie
Géén redox

Slide 14 - Sleepvraag

Maak de volgende halfreactie af met behulp van

CH3OH  +                     → CO2  +                 +
H2O
6 H+
 6 e-

Slide 15 - Sleepvraag

+
+
+
Geef de halfreactie van de omzetting in zuur milieu van permanganaat (MnO4-) in mangaan-ionen. Sleep de gele componenten naar de juiste plek.
MnO4-
8 H+
5 e-
Mn2+
4 H2O

Slide 16 - Sleepvraag

Welk alcohol kan als reductor reageren?
Sleep de structuur naar de juiste plek. 
Wel 
REDUCTOR
GEEN
reductor

Slide 17 - Sleepvraag

Bij elektrochemische cel stromen de elektronen van de ...
A
+ pool naar de - pool
B
- pool naar de + pool

Slide 18 - Quizvraag

Wat reageert in een elektrochemische cel aan de + pool?
A
De sterkste oxidator.
B
De zwakste oxidator.
C
De sterkste reductor.
D
De zwakste reductor.

Slide 19 - Quizvraag

Een batterij of elektrochemische cel heeft twee polen: een + pool en een - pool. Maar welke is de + pool en welke is de - pool in de Daniell cel?
A
de elektrode waar de reductor reageert is de + pool
B
de elektrode waar de oxidator reageert is de + pool
C
de Zn elektrode is de - pool
D
de Cu elektrode is de - pool

Slide 20 - Quizvraag

De ionen in een batterij verplaatsen zich door :
A
De elektrode
B
De stroomdraad
C
De zoutbrug
D
Het compartiment

Slide 21 - Quizvraag