Lesson 9 - H3D
1 / 16
Lesduur is: 80 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Om te praten over dieren, dingen of plaatsen gebruik je:
A
Who
B
Which
C
Whose
D
That
Slide 3 - Quizvraag
Om te praten over personen gebruik je:
A
Who
B
Which
C
Whose
D
That
Slide 4 - Quizvraag
Na een voorzetsel gebruik je:
A
Whom
B
Who
C
Which
D
Whose
Slide 5 - Quizvraag
Deze gebruik je in plaats van Who of Which, om te verduidelijken waar de rest van de zin over gaat:
A
Who
B
Which
C
That
D
Whose
Slide 6 - Quizvraag
Deze gebruik je in de betekenis van 'van wie' of 'waarvan'
A
Whom
B
Whose
C
Which
D
Who
Slide 7 - Quizvraag
This is the doctor ..... helped Sara recover from her illness.
A
Who
B
Which
C
That
D
Whom
Slide 8 - Quizvraag
These are the kids ..... parents were arrested.
A
Who
B
Which
C
That
D
Whose
Slide 9 - Quizvraag
Give me the plate ..... is on the table.
A
Who
B
Which
C
That
D
Whose
Slide 10 - Quizvraag
The criminals, two of ..... managed to escape, broke into a bank downtown.
A
Who
B
Which
C
That
D
Whom
