2.2 Breuken vermenigvuldigen

Hoofdstuk 2 Getallen en bewerkingen

2.2 Breuken

1 / 14

Slide 1: Tekstslide

WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Lesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2 Getallen en bewerkingen

2.2 Breuken

Slide 1 - Tekstslide

Waar gaat de les over?

Deze les hoort bij 2.2 Breuken

Theorie C : Breueken vermenigvuldigen

Leerdoel:

Aan het eind van de les kun je breuken vermenigvuldigen.

Slide 2 - Tekstslide

Mieke Mier en Jaap Lieveheersbeest lopen langs een lange tak.

Mieke gaat van links naar rechts en heeft van de tak afgelopen.

Jaap gaat van rechts naar links en heeft van de tak afgelopen.

Hoever zijn Mieke en Jaap van elkaar verwijderd?

Geef je antwoord in ...... deel van de tak.

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

Slide 3 - Tekstslide

Jaap en Mieke zijn:

1 - \frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​} - \frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​} = \frac{​ 1 2 ​ ​}{​ 1 2 ​} - \frac{​ 4 ​ ​}{​ 1 2 ​} - \frac{​ 3 ​ ​}{​ 1 2 ​} = \frac{​ 5 ​ ​}{​ 1 2 ​}

van elkaar verwijderd.

Slide 4 - Tekstslide

Breuken vermenigvuldigen

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​}

Welk deel van de chocoladereep is rood?

Slide 5 - Tekstslide

Breuken vermenigvuldigen

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 8 ​}

Welk deel van de chocoladereep is rood?

Ik geef de helft van mijn deel weg. Hoeveel houd ik over?

Slide 6 - Tekstslide

Dus de helft van is

Als som schrijf je dat zo:

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} = \frac{​ 3 ​ ​}{​ 8 ​}

Bij breuken vermenigvuldigen geldt de regel:

b r e u k \cdot b r e u k = \frac{​ t e l l e r \cdot t e l l e r ​ ​}{​ n o e m e r \cdot n o e m e r ​}

Slide 7 - Tekstslide

Let op!

Breng eerst de helen in de breuk en dan pas vermenigvuldigen.
Vereenvoudig de uitkomst zo ver als het kan.
Vermenigvuldigen gaat voor optellen of er af.
Bij mag je gelijk zeggen dat is

3 \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 7 ​}

\frac{​ 6 ​ ​}{​ 7 ​}

Slide 8 - Tekstslide

Reken uit:

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 8 ​} \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 7 ​}

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 1 5 ​}

\frac{​ 1 5 ​ ​}{​ 5 6 ​}

\frac{​ 3 5 + 1 6 ​ ​}{​ 5 6 ​} = \frac{​ 5 1 ​ ​}{​ 5 6 ​}

\frac{​ 1 0 ​ ​}{​ 5 6 ​}

Slide 9 - Quizvraag

Reken uit:

1 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​} \cdot 2 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​}

3 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 1 2 ​}

\frac{​ 1 0 ​ ​}{​ 3 ​}

3 \frac{​ 3 ​ ​}{​ 7 ​}

3 \frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​}

Slide 10 - Quizvraag

Reken uit:

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} + \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​}

\frac{​ 2 3 ​ ​}{​ 3 0 ​}

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 1 4 ​ ​}{​ 3 0 ​}

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 1 7 ​}

Slide 11 - Quizvraag

Video breuken vermenigvuldigen

Slide 12 - Tekstslide

Hoe ging het?

Ik vind het lastig. Ik wil extra instructie.

Ik weet het niet zeker, maar ik ga het eerst zelf proberen.

Ik snap het en kan zelfstandig aan het werk.

Slide 13 - Poll

Aan de slag!

Huiswerk bij deze les:

Maken: 29, 30, 32, 33, 35, 36*

Dit is huiswerk voor dinsdag 24 oktober

timer

1:00

Slide 14 - Tekstslide

2.2 Breuken vermenigvuldigen

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Poll

Slide 14 - Tekstslide

Meer lessen zoals deze

2.6 Breuken vermenigvuldigen

2.6 Breuken vermenigvuldigen

2.6 N Breuken vermenigvuldigen

2.6 Breuken vermenigvuldigen

2.5 Breuken 1/3

2.5 Breuken 1/3

2.5 Breuken 1/3

2.5 Breuken 1/3