1.5 Woorden - les 4

Welkom!
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Bespreken leeservaringen tot nu toe
  • Verder lezen in Patroon
  • Begin maken met 1.7 Ontleden

Slide 2 - Tekstslide

T/m blz 117

Wat heb je gelezen?

Slide 3 - Tekstslide

De patroon
  • Mylo vertelt over zijn vriend Mees die dood is. Het is nog onduidelijk wat er precies gebeurd is, maar dat Mylo er iets mee te maken heeft is zeker.
  • Hij vertelt over zijn vriendin Marieke die nu even geen contact meer wil.
  • Mylo krijgt hulp bij het verwerken van zijn verdriet. Hij gaat hiervoor naar een therapeut, Bastiaan.
  • Mylo vertelt over de dag van het ongeluk. Hij zat met Mees bij een vuurtje aan de rand van het Veld (plein 1940-1945). Ineens kwam Mega Jimmy op zijn scooter. Jimmy drinkt bier en vertelt over Frank, een jongen die tijdens WOII een Duitser met een plankje en een patroon heeft vermoord. Jimmy's opa was ooggetuige van deze gebeurtenis.

Slide 4 - Tekstslide

De patroon
  • Moeder geeft Mylo fotoalbum met foto's van Mees en Mylo.
  • Mylo vertelt over zijn verdriet en vergelijkt dat met de mensen die in Nairobi o een vuilnisbelt leven -> zijn leven in zoveel ellende, tientallen doden en honderden verkrachtingen per jaar,  kunnen zij dat verdriet nog voelen?
  • Moeder probeert Mylo te troosten en zegt 'jullie hadden beter moeten weten' -> Mylo blijft daar lang over nadenken, voelt als een oordeel
  • Mylo vertelt over vader: vanuit het niets vertrokken naar Amerika, gelukkig heeft hij zijn opa nog. Opa heeft een hond, Batman
  • Moeder is opgegroeid in een sekte, heeft daarmee gebroken, geen contact meer met familie
  • Mylo ontdekt tijdens het schrijven hoeveel bewondering hij voor zijn moeder heeft: in de steek gelaten door iedereen, zonder werk, met een baby

Slide 5 - Tekstslide

De patroon
  • Mylo vertelt over de gebeurtenis: hij had de patroon stevig in een klem en sloeg erop met een hamer, de kogel zag niet goed vast en schoot in Mees' hoofd.
  • Mylo neemt de verschillende scenario's door: moord, doodslag, ongeluk. Hij concludeert: 'schuldig, want achterlijk gedrag en had beter moeten weten'. Hij vindt het onvergeeflijk wat hij heeft gedaan.
  • Mylo moet vaak aan zijn vader denken en vraagt zich af of zijn pa nog wel eens aan hem denkt. Wat zou hij ervan vinden als hij wist wat er gebeurd was?
  • De instanties zijn het er over eens: Mylo is onschuldig, het was een ongeluk. Ondanks dat hij zich opgelucht zou moeten voelen, voelt hij zich alles behalve blij. Hij kan het zichzelf niet vergeven.

Slide 6 - Tekstslide

De patroon
  • Mylo praat met Bastiaan over vergeving. Bastiaan raadt hem aan om bij de ouders van Mees langs te gaan. Oom Corné duwt de deur dicht in zijn gezicht.
  • Mylo zit op een nieuwe school, maar ook daar weet iedereen wat er gebeurd is.
  • Mylo vraagt aan zijn opa of hij het adres van zijn vader heeft. Opa geeft hem een ansichtkaart van Ben en praat er vervolgens niet meer over.
  • Batman is door een bestelbusje aangereden en is dood. 
  • Opa stelt voor om samen naar Amerika te gaan om op zoek te gaan naar Ben. Opa wil hem niet zien, maar doet dit voor Mylo.

Slide 7 - Tekstslide

Het patroon
  • Opa en Mylo gaan naar Amerika, naar  San Francisco.
  • Opa zegt dat hij het verdriet van Mylo kent. 'Zorg er alsjeblieft voor dat je niet de rest van je leven kwaad op jezelf bent.
  • Ze reizen verder naar Gualala.

Slide 8 - Tekstslide

Vragen
  1. Het eerste deel van het boek het De patroon, het tweede deel                   Het patroon. Heb je op dit moment al enig idee waarom dit zo is?                                          

Slide 9 - Tekstslide

Vrijdag 18 oktober

Gelezen t/m blz 138

Slide 10 - Tekstslide

1.3 Lezen


Aankomende maandag bespreken we de toets.

Slide 11 - Tekstslide

1.7 Grammatica - zinsdelen

Doel:
Ik kan zinnen ontleden en de afzonderlijke zinsdelen benoemen.

Slide 12 - Tekstslide

Zinsdelen ontleden
  • Hoe kun je de persoonsvorm van een zin vinden?
       Ik heb mijn tante vandaag een cadeautje gegeven.
  • Om te bepalen welk woord of welke woorden een zinsdeel vormen, heb je de pv nodig. Waarom?
  • Waarom bestaat er een vaste volgorde voor ontleden?

Slide 13 - Tekstslide

Vaste volgorde bij ontleden

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk 14/10
Maken instapopdracht 1 
(blz 61 of online)

Klaar? maken opdr. 4 + 5

Slide 15 - Tekstslide

Welkom!

Slide 16 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Dagopening
  • Toets Lezen bespreken
  • Uitleg zinnen ontleden
  • Huiswerk maken

Slide 17 - Tekstslide

Wat kost dat?

Van welke eenvoudige dingen in het leven kun jij genieten?


Slide 18 - Tekstslide

1.3 Lezen


Aankomende maandag bespreken we de toets.

Slide 19 - Tekstslide

Vaste volgorde bij ontleden

Slide 20 - Tekstslide

1. Vind de persoonsvorm
              Ik heb mijn tante vandaag een cadeautje gegeven.

  • Zet de zin in een andere tijd.
  • Maak een vraagzin.

Slide 21 - Tekstslide

2. Zet zinsdeelstrepen 
              Ik |heb |mijn tante| vandaag |een cadeautje |gegeven.

  • Tip: plaats een woord of woordgroep voor de pv om te                          bepalen of dit een zinsdeel is.

Slide 22 - Tekstslide

3. Benoem het gezegde
              Ik |heb |mijn tante| vandaag |een cadeautje |gegeven.

  • WG: alle werkwoorden in de zin
  • NG: alle werkwoorden in de zin + eigenschap
                (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, dunken, 
                  heten, voorkomen)

Slide 23 - Tekstslide

4. Benoem het onderwerp
              Ik |heb |mijn tante| vandaag |een cadeautje |gegeven.

  • Wie/Wat + gezegde: wie heeft gegeven?  -> IK

Slide 24 - Tekstslide

5. Benoem het lijdend voorwerp
              Ik |heb |mijn tante| vandaag |een cadeautje |gegeven.

  • Wie/Wat + gezegde + onderwerp
        Wat heb ik gegeven?  ->  EEN CADEAUTJE

Slide 25 - Tekstslide

6. Benoem het meewerkend voorwerp
              Ik |heb |mijn tante| vandaag |een cadeautje |gegeven.

  • Aan wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
        Aan wie heb ik een cadeautje gegeven  ->  MIJN TANTE

Slide 26 - Tekstslide

7. Benoem de bijwoordelijke bepaling
              Ik |heb |mijn tante| vandaag |een cadeautje |gegeven.

  • Geeft antwoord op vragen als: waar, wanneer, hoe, waarom, waardoor, waarheen?
  • Restwoorden, zoals: natuurlijk, zeker, absoluut, misschien

Wanneer heb ik mijn tante een cadeautje gegeven? -> VANDAAG

Slide 27 - Tekstslide

Benoem het juist zinsdeel.
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Persoonsvorm
Naamwoordelijk gezegde
Bijwoordelijke bepaling
Evi
heeft
voor haar kleine broertje
opgehaald.
een boek
vanochtend

Slide 28 - Sleepvraag

Huiswerk 15/10
Maken 1.7 Grammatica
opdracht 4, 5, 7

Slide 29 - Tekstslide