1KGT | 7.3 Woordformules
1 / 13
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Bij de kosten van verjaardagskaarten hoort de volgende formule: Kosten in € = 4 + 0,60 x aantal kaarten.
Welk bedrag is het vaste bedrag?
Welk bedrag is het vaste bedrag?
Slide 2 - Open vraag
Bij de kosten van verjaardagskaarten hoort de volgende formule: Kosten in € = 4 + 0,60 x aantal kaarten.
Wat is het bedrag per kaart?
Wat is het bedrag per kaart?
Slide 3 - Open vraag
Bij de kosten van verjaardagskaarten hoort de volgende formule: Kosten in € = 4 + 0,60 x aantal kaarten.
Hoeveel € moet je betalen als je 10 kaarten bestelt?
Hoeveel € moet je betalen als je 10 kaarten bestelt?
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Sleepvraag
Verbindt de formules met de juiste uitspraken
Begingetal 55
stijggetal 70
daalgetal 2
dalende grafiek
begingetal 55
Slide 6 - Sleepvraag
lengte in cm = 55 + 3 x tijd in maanden
Welk getal is het begingetal?
Welk getal is het begingetal?
Slide 7 - Open vraag
lengte in cm = 55 + 3 x tijd in maanden
Welk getal is het stijggetal?
Welk getal is het stijggetal?
Slide 8 - Open vraag
lengte in cm = 55 + 3 x tijd in maanden
Wat zijn de twee variabelen van deze formule?
Wat zijn de twee variabelen van deze formule?
A
lengte in cm en tijd in maanden
B
lengte in cm en 55
C
55 en 3
D
3 en tijd in maanden
Slide 9 - Quizvraag
beltegoed in euro = 25 - 0,20 x beltijd in minuten
Noemen we 0,20 het stijggetal of het daalgetal?
Noemen we 0,20 het stijggetal of het daalgetal?
A
stijggetal
B
daalgetal
Slide 10 - Quizvraag
verdiensten in € = 20 + 5 x tijd in uren
Welk bedrag wordt er per uur verdiend?
Welk bedrag wordt er per uur verdiend?
Slide 11 - Open vraag
verdiensten in € = 20 + 5 x tijd in uren
Wat zijn de variabelen in de formule?
Wat zijn de variabelen in de formule?
